18 JANUARI 1962 85 te dekken. De andere opmerking richt zich meer tot de vraag of dit bedrag voor de overige uitgaven toereikend zal zijn. Wat de keus in besteding betreft is bewust gekozen voor een prefe rentie in de sector investeringen, omdat de outillage in het algemeen leemten vertoont en op de eerste plaats moet worden aangepast. In de nota van aanbieding heeft het college reeds gesteld, dat de overblijvende ruimte voor overige uitgaven relatief gering is. Dit is de consequentie van de keus uit de alternatieven. Dat met het bedrag van 240.000,— nog een deel van de investerings- lasten zou kunnen worden opgevangen, is naar de mening van het college uitgesloten. Anderzijds wordt de ruimte voldoende geacht, om het thans bereikte verzorgingsniveau te handhaven en de consequenties op te vangen van de groei van de stad. De uitspraak van de heer Minderhoud, dat we in de laatste jaren boven onze stand hebben geleefd, en dat we minder moeten gaan doen, is volgens spreker wel wat sterk uitgedrukt. Boven onze stand leven wil zeggen meer uitgeven dan mogelijk verantwoord is en dat is naar het gevoelen van het college niet gebeurd. Minder moeten gaan doen is slechts juist in relatief opzicht, omdat iedere begroting een beperking van de mogelijkheden inhoudt. Anderzijds is het niet zo, dat in deze begroting sprake is van een verlaging van het nu bereikte verzorgingsniveau. Het is volgens de wethouder beter te spreken van het handhaven van een status quo. Tot slot van dit onderdeel van zijn antwoord wil spreker nog ingaan op de opmerking van de heer Van Bijnen over de saldi-reserve. De reserve, gevormd uit de rente over de zgn. pipe-line", is in feite een deel van de saldi-reserve. Was deze vorm van renteberekening niet gevolgd, dan waren de rekening-saldi over deze jaren gunstiger geweest. Er is dus geen bezwaar tegen, deze reserve aan te merken als saldi-reserve, ofschoon de formele toevoeging aan deze reserve nog niet is geschied. De reserve is in ieder geval aanwezig en dat acht hij het voornaamste. 2. DE NIEUWE REGELING VAN DE FINANCIËLE VERHOUDING Met betrekking tot de financiële verhouding zijn een aantal vragen gesteld of opmerkingen gemaakt. In algemene zin moet het college volgens de wethouder hiervan stellen, dat ook op dit punt niet voldoende ervaring is opgedaan met de nieuwe wet en dat concrete bepaling van de nieuwe uitkeringen nog niet mogelijk is. Of de nieuwe wet zal brengen wat er, aldus spreker, van verwacht wordt, zal moeten worden afgewacht en zal de ervaring leren. Dat het college op dit punt lijdzaam is in zijn uitdrukkingen in de nota van aanbieding is ingegeven door de huidige feitelijke situatie. De tijd zal leren of de verwachtingen niet te hoog zijn gesteld. Wat betreft de activiteiten van de leden van de 2e kamer der Staten- Generaal, om het aandeelpercentage voor het gemeentefonds verhoogd te krijgen, noemt de heer Vis begrijpelijk het amendement-Venverloo. Dit amendement is mede ingediend door de heer Van Helvoirt, die op dit punt ook bepaald veel activiteiten heeft ontplooid. De uiteindelijke uitkomst van de nieuwe wet limiet- of garantiegemeente zal, naar het spreker voorkomt, voor Breda wel uitkomen op garantie gemeente, waarbij het bedrag van de garantie-uitkering nog niet bepaald vaststaat, mede op grond van bepaalde toezeggingen op dit punt in de staten-generaal. Als uitgangspunt bij toepassing van de zuivere wetstekst is het bedrag van 800.000,garantie-uitkering wel aan te nemen. Dat dit is bereikt is zeker te danken aan de aanmerkelijke subjectieve correctie over de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1962 | | pagina 85