96
18 JANUARI 1962
gaande over de totale kampaccommodatie in Noord Brabant, waarbij ook
Roosendaal en Bergen op Zoom betrokken zijn. De ontwikkeling ten
aanzien van beide laatstgenoemde steden is nog niet geheel duidelijk.
De heer Quadekker moge er verder op worden geattendeerd, dat niet
acht, doch 14 gemeenten bij de Gemeenschappelijke regeling zijn aan
gesloten, zodat alle achterblijvers van eertijds thans in het gezamenlijke
spel zijn betrokken. Opmerkelijk daarbij is, dat sedertdien reeds veel
meer aandacht kan worden besteed aan het gebruik maken van de z.g.
Passantenregeling, welke voor de gemeenten kostenbesparend werkt. Ove
rigens vindt de raad jaarlijks overvloedig gelegenheid tot gedachten-
wisseling bij de indiening van de begroting van het regionaal woon
wagenkamp, die immers door de raad moet worden vastgesteld.
Tot slot zegt de wethouder, is er door de heer Quadekker gespro
ken over de premieregeling krotopruiming. Deze regeling bestond reeds,
zij het dan in een andere vorm. Hiervan zijn geen wonderen te verwach
ten. De nieuwe regeling is wel meer aanvaardbaar dan de oude, omdat de
laatste in engere zin geïnterpreteerd werd.
Wethouder VERMEULEN zegt, dat hij, alvorens over te gaan tot
een directe beantwoording van de tijdens de algemene beschouwingen
gestelde vragen en gemaakte opmerkingen, de raad meer in het alge
meen een overzicht wil geven van het door het college gevoerde beleid,
voor zover dit betreft de in het bijzonder aan hem toevertrouwde
taken. Hij wil daaraan ook gaarne enkele opmerkingen verbinden, voor
wat betreft de daarbij bereikte resultaten. Mogelijk wordt daardoor reeds
een deel der gemaakte opmerkingen beantwoord, zodat hij dan daarop
niet meer afzonderlijk behoeft terug te komen.
Tevens wil hij uiteraard in het kort de raad aangeven, welk
beleid het college in de toekomende periode ten aanzien van deze ver
schillende taken denkt te voeren. Op deze wijze wil hij gaarne zijn bijdrage
leveren tot een zinvolle discussie, waarbij de raad in de gelegenheid
wordt gesteld, juist ten aanzien van het beleid zich zowel repressief als
preventief uit te spreken.
De hoofdschotel in deze discussie wordt ongetwijfeld gevormd door
het bouwbeleid. Zolang de woningnood nog zo groot is en zich steeds
meer toespitst op een bepaalde algemeen bekende categorie van onze
bevolking, is zulks vanzelfsprekend.
Daarnaast zullen een groot aantal andere onderwerpen, welke ieder op
zich voor onze stad van groot belang zijn, eveneens in dit overzicht en
indien nodig in de discussie worden betrokken.
Tenslotte zal hij dan nog enkele opmerkingen maken over de uit
voering van het investeringsprogramma en de daaraan voor de techni
sche diensten verbonden consequenties in organisatorisch opzicht.
BOUWPROGRAMMA
WONINGBOUW
Het spreekt welhaast vanzelf, dat met het oog op de nog steeds heer
sende woningnood, het streven van het gemeentebestuur bij voortduring
gericht zal blijven op de produktie van een zo groot mogelijk aantal
woningen. Voorzover zulks binnen het kader van het landelijk en pro
vinciaal beleid mogelijk is, heeft daarbij de bouw van goedkope huur
woningen voorrang, zulks in verband met de daaraan bestaande behoefte.
Per einde 1961 waren in onze gemeente in aanbouw 1091 woningen,
waaronder 282 woningwetwoningen; 313 premie-woningen en 491 wo
ningen in de vrije sector.
Per einde 1960 bedroeg dit aantal 690, waarvan 240 woningwetwo
ningen, 298 premie-woningen en 152 woningen in de vrije sector. De