98
18 JANUARI 1962
band met de verdere stadssanering of om andere redenen binnen afzien
bare tijd gesloopt zal moeten worden en daarbij de verwachting uitge
sproken, dat men bij het toewijzings-beleid zowel voor de woningwet
woningen als de premiesector daar rekening mede zou willen houden.
Het college zal van zijn kant uit steeds daarop blijven aandringen.
Om de raad enig idee te geven om welke aantallen het hier gaat,
deelt spreker mede, dat voor de jaren 1961/1962 dit aantal woningen
wordt geraamd op 991 stuks. Belangrijke verlaging van dit aantal,
wat uiteraard wel noodzakelijk zal zijn, blokkeert in ernstige mate
de verdere sanering en uitbouw van de stad, welke juist met het oog
op een goed kunnen vervullen van haar centrumfunctie niet kan worden
uitgesteld. Hoe de ontwikkeling van de bouwactiviteit in de sector wo
ningbouw dit jaar zal zijn, valt op dit moment moeilijk te voorspellen.
Eén van de narigheden op dit punt is juist, dat men nauwelijks van
enige continuïteit in het beleid op landelijk niveau kan spreken. Het
enige waarvoor men als gemeentelijke overheid dient zorg te dragen is,
dat men slagvaardig is en voldoende plannen heeft om uit iedere zwen
king in het beleid te halen wat er voor de gemeente in zit. Daarnaast
dient men erop toe te zien, dat tijdig voldoende grond beschikbaar is
om bouwactiviteiten onbelemmerd voortgang te doen vinden.
Vooral ook dit laatste punt is bijzonder belangrijk en vraagt voortdu
rende zorg en aandacht van het college, zegt spreker. Daarbij komt nog,
dat op dit moment de vrije-sector-bouw slechts belangstelling heeft voor
uitbreidingsplannen waarin niet door de onmiddellijke nabijheid van wo
ningwetwoningen dan wel premie-woningen de verhandelbaarheid van deze
vrije-sector-woningen ernstig wordt geschaad.
Reeds nu kan gezegd worden, dat wil Breda in een niet al te
verre toekomst niet voor het feit komen te staan dat de woningbouw
stagneert door gebrek aan bouwgrond reeds thans dient te worden
uitgezien naar nieuwe grond, waarop intensieve bebouwing mogelijk is.
Het college is ter zake diligent, aldus de wethouder.
De begroting van volkshuisvesting voor het jaar 1962, welke uit
eindelijk ook de basis vormt van datgene wat Breda in dit jaar aan
bouwactiviteiten zal kunnen gaan doen is momenteel nog bij de Kamer
in behandeling. Als deze ongewijzigd wordt aanvaard hetgeen wij voor
dit moment maar moeten aannemen betekent dit, dat het aantal
woningwetwoningen gehandhaafd blijft op 35.000, hetgeen evenveel is
als voor de begroting 1961 na de kabinetscrisis het geval was. Het aantal
premie-woningen wordt dan verlaagd van 35.000 voor 1961 tot 30.000
thans, en het aantal vrije-sector-woningen wordt bepaald op 25.000.
Totaal dus 90.000 woningen. Tenzij gedeputeerde staten bij de verdeling
rekening willen houden met de door Breda tegen de verdeling van het
woningwetbouwcontingent 1961 ingebrachte bezwaren, is nauwelijks te
verwachten dat het in aanbouw nemen van een belangrijk groter aantal
gesubsidieerde woningen dan in 1961 het geval was in dit jaar tot de
mogelijkheden behoort. Inmiddels is het aan Breda voor 1962 toegewezen
woningwetcontingent bekend geworden.
De toewijzing bedraagt weer 200 woningwetwoningen.
Bij een vergelijking van de thans gepubliceerde cijfers, kan men slechts
tot de conclusie komen, dat Breda gelijkgespeeld heeft, zulks in tegen
stelling tot andere grote steden als Tilburg en 's-Hertogenbosch die ach
teruitgegaan zijn.
Tweehonderd woningwetwoningen is in absolute zin gezien, ten op
zichte van andere grote plaatsen, te laag.
Het college van burgemeester en wethouders, aldus de wethouder, zal
trachten bij gedeputeerde staten begrip te vinden voor de moeilijke situa
tie te Breda.