107 13 MAART 1963. aan de raad toebehoorde. Het vragen van dit krediet moet gezien worden als het vragen van instemming voor het weer opbouwen van het huis. De raad zou kunnen vragen het te slopen. Spreker vervolgt, dat het zuiver een formele kwestie is en dat het college alle bevoegdheid aan de raad laat om te beslissen of het huis al dan niet hersteld moet worden. De heer VAN CAULIL meent, dat hij en de wethouder naast el kaar zitten te praten. Hij heeft alleen gelezen, dat de schade is vastgesteld en dat geeft hem aanleiding te vragen, wanneer het scha debedrag zal worden uitbetaald. Wethouder VERMEULEN vindt toch wel, dat de heer Van Caulil in tweede instantie iets anders betoogt, dan wat hij in eerste instan tie heeft gezegd. Hij gelooft niet, dat de heer Van Caulil van het college mag verwachten, dat het zegt wanneer de schade-uitkering zal plaats vinden bijvoorbeeld op 28 maart a, s. te 11.30 uur; dat gaat een beetje te ver. Als de heer VanCaulil vraagt waarom nu een krediet van 10.000,- gevraagd wordt, terwijl dit toch door de verzekering betaald wordt; dan heeft hij het antwoord daarop reeds gekregen. Als hij nu ook nog vraagt, wanneer dat verzekeringsgeld uitbetaald wordt, dan moet spreker hem daarop het antwoord schuldig blijven. Hij gelooft ove rigens ook niet dat dit hier aan de orde moet komen. De heer VAN CAULIL wenst niet in derde instantie het woord. Hij gelooft.dat de verzekeringsmaatschappij nog wel eensom het bureau zal lopen, voordat het bedrag van 10. 000, - op tafel gelegd wordt. Het is hen nu wel duidelijk. Overeenkomstig het voorstel wordt besloten. 18. HET BIJBOUWEN VAN EEN SLAAPKAMER EN EEN DOUCHECEL BU HET PAND KERKHOFWEG 31. Conform het voorstel wordt besloten. 19. VERBOUWING VAN HET PAND AMERSTRAAT 12. De heer LOUS zegt, dat in verschillende voorstellen van dezelf de strekking sprake is van een rente van 4| en van 4 3/4% en vraagt dit nader te verklaren. Wethouder VERMEULEN antwoordt, dat we hier te maken hebben met een financieringsplan van bedrijfsmatige aard. De huurder zou eigenlijk de financiering zelf moeten kunnen of kunnen moeten ver zorgen. Als hij het zelf gedaan had, dan had hij niet te maken ge kregen met het lagere rentepercentage, dat wij voor verbetering van woningen berekenen. Spreker meent, dat als de man het zelf had gedaan hij 4 3/4 had moeten betalen en dat er daarom voor de gemeente geen reden is om de werken uit te voeren tegen een lager percentage. Dan zou-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1963 | | pagina 107