10
16 JANUARI 1963.
doodvonnis rechtvaardigen.
Wat is dan wel de achtergrond van Uw voorstel, is het niet
een teveel toegeven aan ambtelijke bedilzucht Spreker wordt
in deze mening gesterkt door een uitlating van de wethouder
tijdens een vergadering met het bestuur van de muziekschool,
waar hij op de vraag van de voorzitter "waarom toch persé die
gemeentelijke stichting" antwoordde (citaat): wethouder Basti-
aensen antwoordt, dat bij het college van burgemeester en
wethouders de fabel van het particulier initiatief heeft afgedaan,
wanneer het er op neer komt dat de financiën overwegend uit de
overheidskas moeten komen. In dat geval dient de overheid ook
aan de besluitvorming deel te nemen - einde citaat -.
Dit komt er dus op neer, dat het het standpunt van Uw college
zou zijn om bij stichtingen en verenigingen die in belangrijke
mate op gemeentesubsidie zijn aangewezen, bestuurszetels in
te nemen. Spreker kan U wel zeggen dat hij op deze weg niet
wenst te volgen. Onze inmenging dient niet verder te gaan dan
er op toe te zien dat de gelden uit de overheidskas doelmatig
worden besteed.
Uw fabeltje van het particulier-initiatief komt overigens in
een vreemd daglicht wanneer hij aan de rede denkt van de wet
houder bij de opening van de openbare leeszaal, waar door hem
het particulier initiatief hemelhoog werd geprezen.
Ieder precedent is gevaarlijk maar Uw voorstel wel in het bij
zonder. Spreker ziet er de aantasting in van de zelfstandigheid
van besturen van gesubsidieerde instellingen; dit zou er toe kun
nen leiden dat het in de toekomst moeilijk zou worden om per
sonen van formaat bereid te vinden bestuursfuncties te aanvaar
den.
De financiële consequenties van Uw voorstel komen niet tot
uitdrukking; deze zijn toch zeer belangrijk, wij moeten er voor
waken het budget nodeloos te belasten.
Tenslotte nog een vraag, waarom is de wethouder, gezien de
moeizame besprekingen, niet met een tussentijdsverslag bij de
raad gekomen
Het op pagina 517 genotuleerde rukt hetgeen hij heeft ge
zegd volledig uit zijn verband. Hetgeen er staat wenst spreker
vervangen te zien door het volgende:
de wethouder heeft spreker in eerste instantie niet kunnen over
tuigen dat het bestuur ernstig in gebreke zou zijn gebleven; de
noodzaak van de oprichting van een gemeentelijke school staat
voor hem dan ook geenszins vast. Hoewel principieel voorstan
der van openbaar dus gemeentelijk onderwijs is het spreker uiter
aard bekend dat bijzondere scholen zich qua onderwijs zeker
kunnen meten met de openbare. Volgens hem zal een gemeen
telijke school waarschijnlijk meer gaan kosten dan de bestaande
instelling. In dit verband betreurt hij het geen antwoord te heb
ben gekregen op zijn vraag naar de financiële consequenties van
het voorstel, iets wat zeker niet gebagatelliseerd kan worden.