Ill
13 MAART 1963.
bouw een rendabele exploitatie mogelijk is. Hij heeft echter be
grepen, dat dit slechts een formeel coorstel is en dat de beschikkings
macht van het college over het krediet eerst in gaat, nadat aan de
raad een exploitatie-overzicht is gegeven.
Wethouder VERMEULEN zegt, dat het college van oordeel is, dat
20 "Jo verantwoord is. Hij kan zich voorstellen, dat de bijdrage van
de gemeente iets hoger zou moeten zijn, doch daar staat helemaal
nog niets van vast en als het zo is zal het toch zeker om een zeer
minimaal bedrag gaan.
Als het een mooi gebouw wordt met enige exclusiviteit en vol
doende parkeergelegenheid, waartoe voldoende ruimte aanwezig is,
dan acht het college dit beslist een haalbare trek.
Tot slot meent spreker, dat de gemeente moet oppassen degene
waarmede onderhandelingen gevoerd worden, door al te veel te pra
ten, niet kopschuw te maken.
De heer VAN CASTEREN zegt, dat de wethouder het doet voor
komen of de raad bevreesd is iets aan het pand te gaan doen endaar-
om wil hij graag een positief geluid laten horen. Hij acht het uiter
mate belangrijk, dat er van het gebouw iets gemaakt wordt, want
het is al in een dermate staat van ontbinding, dat we moeten be
treuren, dat er al niet veel eerder maatregelen genomen zijn.
Spreker wil duidelijk laten horen, dat hij het belang van de restau
ratie, hoe dan ook, ten zeerste onderschrijft.
Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten.
33. DE VERWEZENLIJKING VAN EEN MEERJARIG BOUWPLAN IN HET
ZUIDELIJKE GEDEELTE VAN HET UITBREIDINGSPLAN "HOGE
VUCHT II".
De heer BROEDERS zegt dat hier een zeer belangrijk voorstel voor
ons ligt. Het gaat over een meerjarig bouwplan, een project van
1659 woningen. Als hij het voorstel goed gelezen heeft betekent dit
dat voor een periode van drie jaar het gehele bouwcontingent van de
gemeente voor die periode ondergebracht wordt bij één aannemer.
Aannemende dat deze zienswijze juist is, komen er ten aanzien van
het bouwplan toch wel enige bezwaren naar voren.
Als men een dergelijk groot project aan een bouwondernemer
voor een bepaalde wijk opdraagt kan men zich afvragen of dat niet
een ongewenste eenvormigheid en eentonigheid tot gevolg zal heb
ben. Hij meent uit het preadvies te mogen concluderen, dat dit as
pect door het college is onderkend, omdat ten aanzien van de ar
chitectonische verzorging architect Groosman uit Rotterdam is aan
getrokken, waarvan hij veronderstelt, dat die juist op dit aspect at
tent zal moeten zijn, terwijl het in de bedoeling ligt voor het bou
wen in de vrije sector een andere architect aan te trekken. Hij vraagt
zich af of het niet verstandig zou zijn, dat ook de commissie voor
openbare werken volledig in deze zaak gekend en ingelicht wordt en
dat met deze commissie overleg gepleegd wordt. In sprekers fractie
is een ander bezwaar sterker naar voren gekomen en sommige leden