13 MAART 1963.
114
krijgen is door continubouw en ook, dat voor de kleine ondernemers
ook gezorgd moet worden voor continubouw. Hij heeft wel enige
zorg dat we hier in Breda in dit opzicht in moeilijkheden zullen ge
raken. Aan de andere kant heeft spreker vertrouwen in het college
van burgemeester en wethouders dat die deze zaak ook terdege zul
len bekijken en dat zij op dit punt zeer diligent zullen zijn om met
de nodige argumenten bij het departement te komen om te voorko
men, dat we niet in de situatie verzeild zullen geraken, dat een
stuk van de bouwcapaciteit niet zal worden benut. Spreker wilde
nog een opmerking maken over de arbeidsbesparing die hier verkre
gen wordt en waarover in het voorstel betrekkelijk weinig gezegd
wordt. Misschien kan de wethouder iets meer zeggen over de beteke
nis die wordt toegekend aan de arbeidsbesparende methode.
De hger KROON zegt dat hij zich, bij de behandeling van dit
stuk in de afdeling voor openbare werken, positief tegenover dit plan
wilde stellen, en hij wil dit op dit ogenblik nog doen om de eenvou
dige reden, dat het de enige mogelijkheid is, die Uw college ziet
in de gegeven omstandigheden om te komen tot de bouw van meer
goedkope woningen.
Door de heer Broeders is opgemerkt, dat het couwcontingent voor
de komende jaren ineens op is en dat de kleine bouwondernemers
niet aan hun trek kunnen komen. Spreker meent, dat de betrokken
wethouder in de commissie voor openbare werken verzekerd heeft,
dat op deze wijze in bepaalde sectoren en met name in de vrije sec
tor bouwcapaciteit moet vrijkomen, waardoor de kleine en welwil
lende ondernemers nog aan hun trekken zouden komen, Op grond
daarvan meent hij dat we dit voorstel moeten aanvaarden.
In het verleden hebben we ook een dergelijk continuplan gehad.
Daarbij was een bepaling opgenomen, dat een bepaalde overwinst
weer ten goede zou komen aan de gemeente. Spreker zou er wel iets
voor voelen om een bepaling zoals destijds in het contract werd op
genomen nu ook weer voor deze reeks op te nemen, omdat dat toen
toch wel voordeel opgeleverd heeft.
Wethouder VERMEULEN antwoordt dat hij er verstandig aan doet,
alvorens de vragen van de verschillende sprekers te beantwoorden,
nog eens de algemene beleidsopvatting, zoals het college die ziet
onder de huidige mogelijkheden van het centraal regeringsbeleid,
aan de raad ter beoordeling voor te leggen.
Het kan de raad bekend zijn, dat hij vrij snel na het verschijnen
van de beroemde circulaire van 15 oktober 1962 heb medegedeeld,
dat dit enerzijds voor de gemeente mogelijk enige verruiming of
enige versnelling zou kunnen betekenen voor het bouwbeleid, maar
dat daaraan ook bezwaren kleefden, die hij toen met name heeft ge
noemd, namelijk dat de kleinere ondernemers in de verdrukking
zouden komen. Hij heeft toen ook gezegd voornemens te zijn te
trachten de schade voor deze mensen zo gering mogelijk te doen
zijn. Dit alles uiteraard binnen het raam der eigen bevoegdheden
en mogelijkheid, die de wethouder van openbare werken ten aan
zien van het bouwbeleid nog heeft.
In bedoelde circulaire heeft de minister bijzonder de nadruk ge-