13 MAART 1963. 118 De heer Kroon heeft gevraagd of nog capaciteit in de vrije sector beschikbaar is voor andere doeleinden. Daar heeft spreker al op ge antwoord. Tegen het opnemen van een bepaling in het continu-con- tract inzake de verdeling van overwinst bestaat geen bezwaar. Al dient men er echter wel van uit te gaan, dat deze overwinst, zo die behaald zou worden, natuurlijk van een ietwat andere omvang zal zijn als wij misschien in het verleden gewend waren, omdat in eerste aanleg gevraagd is om een scherpe calculatie van de kostprijs, omdat wij van oordeel zijn, dat we beter kunnen starten met een huishuur, die gebaseerd is op een zo redelijk mogelijke ramingvan de kosten, daar we anders zitten met een hogere aanvangshuur, waardoor we mensen afstoten, die bij een lagere aanvangshuur misschien wel ge komen zouden zijn. De opmerking van de heer Kroon inzake het opnemen van een bepaling in het contract met betrekking tot de verdeling van overwinst is in ieder geval het overwegen waard. De heer BROEDERS zegt in tweede instantie de wethouder zeer erkentelijk te zijn voor zijn uitvoerig en helder betoog, dat hij in zake deze kwestie heeft gehouden. De heer Vis heeft gezegd ver trouwen in het college te hebben en hij sluit zich daarbij volledig aan. Hij is in eerste instantie echter wat dieper op het preadvies in gegaan omdat hij meent dat de burgerij recht heeft te weten op welke motieven we beslissingen nemen. In zijn eerste betoog heeft hij reeds gezegd, dat we op een zodanige wijze moeten zien te manoevreren, dat we voor Breda het beste bereiken wat er te bereiken is namelijk zoveel mogelijk en zo snel mogelijk woningen bouwen. Hij is het met de wethouder eens, dat we present moeten zijn om Breda aan spraak te doen maken op de reserves die er liggen en dat geldt voor alle sectoren van de woningbouw. Door de wethouder zijn een aan tal zaken naar voren gebracht, die hem wel zo aanspreken, dat hij zegt: "Ik ga met het voorstel volledig akkoord". Wat hem bijzonder verheugt is, dat de wethouder gezegd heeft dat hij begrip heeft voor de kleine en middelgrote bouwers. Hij hoopt alleen maar dat hij in zijn opzet met betrekking tot die kleine bouwers zal slagen. De heer KOERTSHUIS zegt in tweede instantie dat hij zich voor het grootste deel kan aansluiten bij het betoog van de heer Broeders. Hij wil de wethouder echter nog vragen of hij voor de kleine bouw ondernemers wil trachten er uit te halen wat er in zit en dan hoopt hij, dat die verschillende onzekerheden zekerheid mogen worden. De heer VIS zegt in tweede instantie, dat het altijd bezwaarlijk is als er zulke belangrijke zaken in de afdeling openbare werken behandeld moeten worden, zonder dat er tevoren een stuk ter inzage heeft gelegen. De wethouder heeft weliswaar een duidelijke toe lichting gegeven, maar nu, bij de totale besprekingen, is deze zaak naar aanleiding van allerlei vragen toch nog iets duidelijker komen te liggen. Met name is duidelijker geworden, dat dit plan niet de veroorzaker is van de moeilijkheden voor de bouwers in de vrije sec tor, maar dat dat die pot van 8. 000 woningen is, die in Den Haag wordt achter gehouden. Hij is de wethouder dankbaar voor zijn dui delijke en uitvoerige toelichtingen en hij wenst het college en de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1963 | | pagina 118