19 JUNI 1963.
214
te kunnen komen.
In dit licht gezien rijst de vraag bij het thans der tafel liggend
voorstel van burgemeester en wethouders, zo zegt spreker,hoe het
mogelijk is in dit bouwplan het oorspronkelijke geplande aantal
woningen van 1659 te verhogen tot 2060. Oorspronkelijk leek het
erop, dat het gehele bouwcontingent voor 3 jaar met 1659 woningen
verbruikt werd en thans is het blijkens het voorstel mogelijk 2060
woningen te realiseren. Indien er bij het eerste voorstel nog enige
ruimte gereserveerd was, dan is het nu voor de kleinere bouwers
geheel onmogelijk nog een huis te bouwen.
Spreker zegt, dat zijn fractie, alvorens een definitief oordeel
uit te spreken, gaarne van burgemeester en wethouders antwoord
had op een aantal vragen, die hij zo concreet mogelijk wil for
muleren, n.l.Waaromwillen burgemeester en wethouders dit
contract met grotere aantallen woningen in tegenstelling met de
aanvankelijk opgegeven aantallen
Waarom is de verdeling tussen de categorieën woningen zo ingrij
pend gewijzigd? Hoe groot denken burgemeester en wethouders de
normale woning-quota voor de drie categorieën voor de komende
3 jaren
Hoe groot zal de zogenaamde 25"Jo toeslag zijn? Spreker merkt bij
deze vraag opdat burgemeester en wethouders deze toeslag hebben
geraamd op 135 woningen. Hoe groot zal de aanspraak van de ge
meente Breda kunnen zijn op de zogenaamde "pot van 8.000 wo
ningen"? Zijn dit dan woningen die in de vrije-sector vallen? Bo
vendien vraagt spreker of het in het overleg met de aannemer een
punt van bespreking is geweest om het thans voorgestelde groter
aantal woningen te doen bouwen in vier jaar in plaats van in drie
jaren.
Tenslotte brengt hij lof aan de plannenmakersvoor de gedachte
om op grote schaal woningen te gaan bouwen met centrale ver
warming. Dit is volgens hem nu eenmaal de ontwikkeling in de
woningbouw en hij is blij dat dit in het project is opgenomen. Ook
het feit dat in Breda hoogbouw gepleegd gaat worden is een posi
tief punt in dit gewijzigd project.
De mededeling in het voorstel van burgemeester en wethouders
dat de financiering door de firma Zeebregtsvan de niet voor reke
ning van de gemeente uit te voeren onderdelen van het bouwplan
door haar is veilig gesteld acht hij van iets meer ondergeschikte
aard. Hij vraagt of dit voor de gemeente een veiligheidsstelling
van deze veiligheidsstelling is.
De heer VIS merkt op, dat de raad in zijn vergadering van 13
maart j.l. in principe is akkoord gegaan met dit meerjarig bouw
plan en hij wenst zijn grote waardering uit te spreken voor de voor
treffelijke wijze waarop dit project tot stand is gekomen. Hij stelt