226 19 JUNI 1963. Bredase ondernemingen worden ingeschakeld. Zoals wethouder Ver meulen stelt zijn dit over het algemeen vrije sectorwoningen. Het wordt dus in totaal per jaar deze 300 woningen 125 die Zeebregts per jaar bouwt is dus 425 vrije sectorwoningen. Spreker is van mening dat dit niet allemaal vrije sectorwoningen kunnen zijn en dat een aantal van de genoemde 300 eenheden ook in andere categorieën terecht zal komen. De eerstvolgende catego rie voor de kleine bouwers is de premiebouw. Het aantal van dit soort woningen dat in het aanvankelijk concept stond is dan reeds zodanig groot dat hij zich niet kan voorstellen, dat hier nog enige honderden woningen bij zullen komen. Hij vraagt zich af welke ver deling burgemeester en wethouders zo ruwweg gedacht hebben. Een van de aanvankelijke vragen van spreker is dan ook geweest, welke gradering het college had gedacht voor 1,000 woningen per jaar. Zoals de plannen hier liggen zijn dit 240 woningwetwoningen en 320 premiewoningen en 125 vrije sectorwoningen. Wethouder VERMEULEN merkt op datde heer Zijtregtop 960 wo ningen in zijn berekening moet royeren. De heer ZIJTREGTOP zegt dat dit dus betekent dat de verhou ding tussen woningwet-, premie- en vrije sec tor woningen wordt als 2:2:1. Nu zullen er dus een 300 woningen bijkomen. Spreker vraagt op welke wijze willen burgemeester en wethouders deze nu over de verschillende categorieën gaan verdelen over de kleinere aannemers, die dus in het algemeen niet de woningwetwoningen bouwen, omdat zij daarvoor technisch niet geoutilleerd zijn, omdat deze woningen voor continu-bouw in aanmerking komen. Spreker vraagt of de verwachting van burgemeester en wethouders wat dat betreft wel reeel gezien is. Een andere opmerking van spreker is, dat er toch wel een groot verschil is tussen het eerste en tweede contract voor wat betreft de vrije sector woningen. Dit verschil bedraagt 50"7o.In het eerste con tract waren dit 254 en nu 372 woningen. In procenten uitgedrukt geeft dit een behoorlijk accres voor Zeebregts en dit gaat nu juist ten koste van de kleine aannemers. Het is spreker daarom nog niet helemaal duidelijk waarom burgemeester en wethouders dit grotere aantal noodzakelijk achten, gezien het bezwaar van zijn fractie tegen de uitsluiting van de kleinere aannemers. Hij brengt in her innering dat burgemeester en wethouders bij het vorige voorstel van oordeel waren dat de gemeente Breda met vrucht aanspraak zou kunnen maken op een extra toewijzing. Hij kan nog steeds niet in zien waarom er nu per se enkele honderden woningen meer moeten zijn, deze nu de twee-kamer-woningen zijn afgevoerd, nagenoeg alleen in de vrije sector komen te liggen. Het vervallen van de twee-kamer-woningen noemt spreker, on danks de kritiek die hij had op het aantal woningen van het project, een gemis in het geheel. De gemeente Breda heeft inderdaad be hoefte aan een redelijk aantal woningen voor alleenstaanden. De ze burgers hadden in dit project een behoorlijke kans op een woning.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1963 | | pagina 226