16 JANUARI 1963.
31
Het trekken van de conclusies is niet altijd even gelukkig ge
beurd. Zo staat bijvoorbeeld op pagina 16 dat de relatief aan
merkelijke stijging van het leerlingental in hoofdzaak op re
kening van de openbare lagere school Beverweg komt. Deze
school trok, terstond na haar overplaatsing op 1 september 1959
van de Boschstraat naar het Brabantpark, een grote belangstel
ling welke belangrijk uitging boven het gemiddelde deelne
mingspercentage aan het openbaar lager onderwijs in deze ge
meente. De belangstelling werd aanvankelijk positief beïnvloed
door het ontbreken van een protestants-christelijke lagere
school in deze woonwijk. Nu deze school inmiddels is opgericht
(op 1 september 1961 geopend aan de Kangoeroestraat) geeft de
openbare school Beverweg met ingang van het schooljaar 1961/
1962 reeds een daling van het leerlingental te zien.
Hierin ligt wel opgesloten dat burgemeester en wethouders ver
wachten dat het aantal leerlingen nog verder zal dalen. Spre
ker vindt dit iets te onwetenschappelijk geredeneerd. Er had bij
moeten staat hoe groot de daling was - naar hij meent te weten
was die daling zeer gering - en daarom acht hij het niet juist
om uit de daling van een jaar een conclusie, zoals hier is neer
gelegd te trekken.
Het heeft spreker voorts gefrappeerd dat het aantal leerlingen
van de school Beverweg na de stichting der protestants-christe
lijke school zo stabiel is gebleven.
Dat de openbare school voor het Brabantpark van zo'n groot be
lang is, bevestigt de stelling van de fractie van de Partij van de
Arbeid welke reeds in het verleden naar voren is gebracht, de be
langstelling voor openbaar onderwijs wordt immers groter naar
mate meer openbare scholen in de verschillende wijken verschij
nen.
Nu moet een aantal ouders hun kinderen, omdat er te weinig
openbare scholen zijn, om praktische redenen naar andere scho
len zenden. Uit de nota is spreker bovendien gebleken dat het
katholiek en het protestants-christelijk onderwijs in de jaren
1957 t/m 1961 belangrijk zijn achteruitgegaan, terwijl in de
zelfde periode een aanzienlijke stijging van het openbaar on
derwijs is te zien.
Spreker wil voorts als tweede punt behandelen hetgeen in de
nota is opgenomen ten aanzien van de leerlingen-aantallen der
rijks h. b.s.Ook daaraan worden hier bepaalde conclusies ver
bonden. De cijfers van de aantallen toegelaten leerlingen voor
de jaren 1960 en 1961 geven een daling te zien van 86 naar 74.
De conclusie in de nota luidt dat de rijks h. b. s. thans ongeveer
de optimale bezetting heeft bereikt. Spreker vindt dit wederom
een te onwetenschappelijke conclusie. Het is in dit verband
jammer dat in de nota niet zijn verwerkt de cijfers van het laat
ste jaar, want het aantal op de rijks h.b.s. toegelaten leerlingen
in 1962 bedraagt 96 en vertoont dus weer een stijging.
De cijfers betreffende de toelatingsexamens van de laatste 10
jaar vertonen bijzonder weinig regelmaat. Sedert 1952 stijgt het