332
11 SEPTEMBER 1963
keren, daar is spreker het voor een deel mee eens maar hij heeft
er juist een andere wending aan gegeven met betrekking tot de op
merking van de heer Van Caulil, omdat de gemeente de geleden
schade volledigvergoed zal krijgen, zelfs al brandt er een gedeel
te af. Wanneer de toren op zijn volle waarde wordt verzekerd is
altijd de moeilijkheid hoe later de vaststelling van de waarde uit
valt. Nu is een gedeelte voor eigen risico genomen omdat dit ge
deelte meer waard moet worden geacht dan de verzekering groot
is.
Overigens is spreker het volledig met de heer Gielen eens. Er is
een belangrijk gedeelte van de toren dat onbrandbaar geacht mag
worden. Hierin is het college vanzelfsprekend voorgelicht door
personen die ter zake als deskundigen kunnen worden aangemerkt.
Nu stelt de heer Van Caulil dat de schade die er komt veel hoger
zou zijn, doch dit wordt juist door de deskundigen bestreden. Men
heeft een opsomming gemaakt van de schade die geleden kan wor
den en komt tot een bedrag van bijna 1 miljoen en vandaar dat
deze premier-risque verzekering gesteld is geworden op 1 miljoen.
De heer VAN CAULIL zegt zijn stem toch niet aan het voor
stel te kunnen geven.
Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten onder aan
tekening dat de heer Van Caulil geacht wordt te hebben tegenge
stemd.
18. ALGEMENE WETTELIJKE AANSPRAKELIJKHEIDSVERZEKE
RING.
Overeenkomstig dit voorstel wordt besloten.
19. AANGAAN VAN OVEREENKOMSTEN BETREFFENDE VERWER
VING VAN ONROEREND GOED.
De heer BROEDERS heeft een vraag ten aanzien van de uit de
pachtneming, genoemd op bladzijde II sub c. Hier wordt een be
drag berekend voor uit de pachtneming van grond, doch verder
staat in de stukken dat de uit de pachtneming geschiedt onder be
paalde voorwaarden. Uit punt 3 blijkt dat een deel van de grond
voor de duur van 6 jaar weer normaal wordt verpacht. Spreker
heeft gedacht dat dit betekende dat te zijner tijd eventueel weer
opnieuw eenzelfde deel, wat nu uit de pacht wordt genomen, weer
uit de pacht zal moeten worden genomen, waar weer de last van
een nieuw pachtcontract aan verbonden is.
Spreker meent te weten dat voor gronden die de gemeente aan
koopt en waarvan verwacht kan worden dat er te zijner tijd een
bestemming op komt te liggen of die als ruilobjecten worden ge
hanteerd, deze vorm van een zes-jarig pachtcontract niet wordt
gebruikt. Hij heeft voor zichzelf uitgemaakt dat daar wel een be
stemming in de agrarische sector zal liggen, waarvan verwacht
mag worden dat deze blijvend zal zijn. Dit zal dus inhouden dat