16 JANUARI 1963.
nota suggereert, waagt hij te betwijfelen.
Spreker vindt het erg bedroevend dat de bouw van kleuterscho
len gedrukt wordt door bouwstop of sterke afremming ondervindt
door beperking van het bouwvolume. Het kleuteronderwijs komt
er bijzonder slecht af, ook landelijk. Het college van burgemeester
en wethouders is hierin niets te verwijten, het kan aan deze toe
stand niets doen. Het is echter een ernstig feit. Hij vraagt zich
overigens toch wel af of Breda in de afgelopen jaren niet erg karig
is bedeeld. Vergeleken met Rotterdam, Den Haag en Dordrecht
heeft Breda toch wel erg weinig gekregen.
In verband met de vergoeding van kapitaalslasten voor scholen,
gebouwd voor 1 januari 1956 wil spreker een vraag stellen. Deze
vergoeding blijkt voor bepaalde scholen niet toereikend. Het aan
vragen ex artikel 50 van nieuwe meubelen, vloerbedekkingen en
het aanleggen van speelterreinen schijnt voor bepaalde scholen
moeilijkheden te geven. Is de wethouder hiervan op de hoogte
Spreker verzoekt hem hierover in te lichten, zij het dat dit niet
onmiddellijk hoeft.
Tot slot wil hij een opmerking maken over het aantal nieuwe on
derwijsvormen dat de laatste tijd in Breda tot stand is gekomen.
Hij denkt hier aan de 1. o. m. -school, waarvan reeds een r. k. zijn
taak uitoefent en een protestants-christelijke in oprichting is. Dit
onderwiis is van bijzonder grote betekenis voor bepaalde kinderen.
De mythyl school is daarnaast in oprichting, hetgeen eveneens
verheugend is.
Hij besluit door nogmaals zijn waardering voor de nota uit te spre
ken. Hij heeft wel enige kritische aantekeningen gemaakt maar
benadrukt dat er bij zijn fractie algemeen grote waardering bestaat
voor het ten behoeve van de nota gedane werk en de uitvoerige
documentatie die hier het gevolg van was.
De heer KRAMER zegt dat het verschijnen van de volumineuze
onderwijsnota de protestants-christelijke fractie met blijdschap heeft
vervuld. De omvang deed even schrikken maar bij nader inzien was
er reden tot vreugde, dat er zoveel aandacht besteed wordt aan het
onderwijs.
Werkelijk blij is de fractie met de opmerking uit de inleiding, dat
het gemeentebestuur naast de volle verantwoordelijkheid van het open
baar onderwijs en naast de wettelijke verplichtingen ten aanzien van
het bijzonder onderwijs, ook een zekere mate van mede-verantwoor
delijkheid heeft voor dat bijzonder onderwijs.
De fractie is te zeer voorstander van het vrije onderwijs om hier niet
te moeten accentueren, dat de verantwoordelijkheid voor het vrije
bijzondere onderwijs - binnen de wettelijke bepalingen - volledig ligt
bij de schoolbesturen. Maar deze mede-verantwoordelijkheid van het
gemeentebestuur, opgevat als hulp, steun, coördinatie en wegen
openen voor het bijzonder onderwijs, wordt van harte toegejuicht.
Bij nadere studie daalde het enthousiasme voor deze nota toch enigs
zins. De fractie had meer bereidslijnen in de nota gezien. Die wor
den bijkans geheel gemist en beperken zich ongeveer tot het spreiden