16 OKTOBER 1963.
358
De heer VIS deelt namens zijn fractie mede, dat gaarne akkoord
wordt gegaan met de oprichtingvan een stichting voor de medische
sportkeuring. Bij spreker rijst slechts een vraag. In artikel 4 van de
ontwerpstatuten staat vermeld dat een lid van de medische staf van
de gemeentelijke geneeskundige en gezondheidsdienst Breda zal
worden benoemd tot bestuurslid van de stichting. Elders is vermeld
dat de keuringen verricht zullen worden door de gemeentelijke ge
neeskundige en gezondheidsdienst.
Zijn vraag is of er wel een duidelijke scheiding is tussen het be
stuur van de stichting en de keurende artsen. Spreker zou het niet
juist vinden dat de keurende artsen ook bestuurslid zijn van de stich
ting medische sportkeuring.
De heer RATTINK zegt dat het bepaalde in artikel 4, le lid
uitvoerig behandeld is in de vergadering van de sportstichting. Hij
vraagt of deze bepaling nog wordt gewijzigd.
De heer VAN CASTEREN heeft dezelfde vraag als de heer Rat-
tink. Temeer omdat in het 2e lid van artikel 4 vijf personen wor
den genoemd, die qua functie in het bestuur zitting zullen nemen.
De heer VAN DER WERFF zegt dat zijn fractie het voorstel ten
zeerste toejuicht. De fractie is er van overtuigd dat door dit voor
stel aan het principe van de initiatiefnemers volkomen recht wordt
gedaan en de thans bestaande toestand wordt nu gesanctioneerd.
Het aantal keuringen bedraagt - naar hij meent - thans 2.000 per
jaar. Naarmate de vrije tijdsbesteding tot meer sportbeoefening
zal leiden zal de mens beschermd moeten worden. Vanaf zijn plaats
in de raad zou spreker nog gaarne willen stellen dat deze nieuwe
status van de stichting de verwezenlijking betekent voor de oor
spronkelijke initiatiefnemers. Hij hoopt dat de raad het er mede eens
is dat de initiatiefnemers een woord van hulde krijgen voor al het
werk wat zij gedurende 25 jaar met een kleine steun van de over
heid hebben verricht. Spreker denkt hier aan de heer Van Eynatten,
Dr. Vercauteren, Dr. Kesteloo en ook de zusters van de gemeen
telijke geneeskundige en gezondheidsdienst, die hen altijd tegen
een minimale vergoeding bijgestaan hebben.
Het is nu eenmaal zo, dat het, naarmate de taak zich uitbreidt,
voor het particulier initiatief niet mogelijk is het vol te houden.
Op een gegeven moment zal dit op het ambtelijk en op het admi
nistratieve vlak officieel moeten worden. De medische begeleiding,
waarover gesproken wordt inde stukken, ziet hij meer als toekomst
muziek. Dit is ook zo in de afdelingsvergadering besproken. Al
lereerst zal mende riskante aspiraties van de adspirant kampioenen
moeten afremmen.
Spreker heeft echter behalve deze toekomstmuziek twee concrete
vragen. Hij vraagt zich af of de leden van het bestuur, genoemd
onder artikel 2b van de ontwerp-statuten of eventueel een gehele
sportstichting als zodanig voldoende representatief is of liever ge-