359
16 OKTOBER 1963.
zegd voldoende druk kunnen uitoefenen op zoveel mogelijk sport
bonden, opdat deze een voorgeschreven sportkeuring eisen van hun
leden.
Tenslotte vraagt hij of burgemeester en wethouders het gewenst
achten in de toekomst aan de gebruikers van gemeentelijke sport
velden of gymnastiekzalen de sportkeuring verplicht te stellen.
Dat de medische bestuursleden van de stichting tevens keuringsart
sen zouden zijn ontmoet bij spreker geen bezwaar, omdat de fede
ratievan medische sportkeuringbureaus een beroepsinstantie heeft.
De heer KRAMER deelt mede dat de fractie, waartoe hi j behoort,
akkoord gaat met het voorstel. De fractie is verheugd, dat de me
dische sportkeuring zo uit de verf is gekomen. Spreker heeft slechts
een vraag en hij sluit hier gaarne aan bij het door de heer Van der
Werff naar voren gebrachte over het bij artikel 2 sub b gestelde.
Aan de medische begeleiding van de sport wil spreker ook gaarne
medewerken, maar wel is hij bevreesd dat de raad thans iets gaat
goedkeuren, wat in de toekomst veel geld zal gaan kosten, het
geen thans nog niet is te overzien.
Tenslotte hoopt spreker dat de medische sportkeuring een regionaal
karakter zal krijgen. Indien dit regionale een bepaalde omvang
zal krijgen, dan dacht hij dat het nodig was dat de desbetreffende
gemeenten ook bij zullen dragen inde kosten van dit medisch sport
keuringsbureau.
Wethouder VAN BOXTEL deelt de raad mede dat artikel 4, sub
1 van de ontwerpstatuten van de stichting zal gewijzigd worden als
volgt: "Het bestuur van de stichting bestaat uit vijf leden". Door
deze wijziging worden dus de door de raad voorgestelde redactio
nele wijzigingen, die verband hielden met het onder artikel 4, sub
1 gestelde, overbodig.
Spreker kan de heer Koertshuis volgen wanneer deze zegt dat uit de
statuten van de stichting blijkt dat er voorde stichting ook een pro
pagandistische taak is weggelegd. Op hetzelfde vlak beweegt zich
ook de heer Van der Werff. Hij zegt dat hij bevreesd is dat de in
artikel 4, lid 2b genoemde bestuursleden niet voldoende represen
tatief zijn om druk uit te oefenen op de sportwereld. Spreker is van
mening, dat men het daarin vooral niet moet zoeken. Men zal het
positief moeten bevorderen door de gedachte levend te doen wor
den dat de sportkeuring meer is dan een negatieve zaak en derhalve
een positief middel is om de gezondheid te bevorderen in het kader
van de sportbeoefening. Spreker is van oordeel dat op dit stuk nog
heel veel moet worden gedaan omdat de sportkeuring in Nederland
nog in de kinderschoenen staat.
Burgemeester en wethouders hebben er vertrouwen in dat een insti
tuut als de gemeentelijke sportstichting van groot belang is voor
dit facet van de op te richten stichting. In ieder geval moet voor
komen worden dat er kortsluiting tussen de medische sportkeuring
en de gemeentelijke sportstichting zou kunnen ontstaan.
Op de vraag, die meerdere raadsleden hebben gesteld over de mo-