16 JANUARI 1963. Zijns inziens doet men de juiste voorstelling van zaken geweld aan, wanneer men op blz. 33 de vergoedingen noemt van zeer kleine en dorpse gemeenten. Wanneer de vergoedingen in Breda vergeleken worden met die in gelijksoortige gemeenten, dan wordt niet overdreven als men constateert, dat de vergoedingen alhier laag liggen. Wanneer men hierbij op merkt, dat in de vergoedingen in de grote gemeenten van Noord en Zuid-Holland veelal ook verdis conteerd zijn de uitgaven ten behoeve van gymnastiek- en zwem onderwijs, dan vindt de fractie, hiermede rekening houdende, de vergoedingen van Breda nog te laag liggen. De fractie wil hier tegen in brengen, dat in vele van de genoemde grote gemeenten, deze bovendien het salaris verschaffen voor een full-time con cierge aan de scholen van enige omvang. Op blz. 45 en 46 besteedt men aandacht aan de onderwijsvernieu wing. Dit vraagt geld, geld voor nieuwe moderne leermiddelen; geld voor nieuwe onderwijsmethoden. Spreker wil er met de meeste klem op aandringen, dat dan in de komende jaren de ver goedingen per leerling volgens art. 101 zodanig verhoogd worden, dat het de scholen mogelijk zal zijn om; 1. de leermiddelen aan te passen aan de moderne eisen en 2. voorzover het betreft de scholen van enige grootte, een full time concierge in dienst te nemen. Deze laatste eis wordt zeer in het bijzonder gesteld voor de gro tere u. 1. o. -scholen. Het is toch niet abnormaal om een u. 1. o. - school te vergelijken met een nijverheids- of middelbare school van gelijke omvang Welnu, deze scholen hebben full-time concierges, amanuensis, administrateurs en typisten. Een u. 1.o. - school heeft echter een schoonmaker of werkvrouw. Bij de begro tingsdebatten over het onderwijs in 1962 heeft de minister deze klacht toegegeven. Hij zag nu nog geen kans er iets aan te doen. Voorlopig moest hij deze voorziening nog overlaten aan de ge meente- en schoolbesturen. Min of meer in opdracht van de minister, vraagt de fractie het college deze full-time concierges voor de grootste en grotere scholen mogelijk te maken. Niet alleen vanwege het gesignaleerde onrecht, maar ook ten behoeve van de goede gang van zaken in deze scholen en tenslotte in het belang van de hoofden van deze scholen, die naar inzicht der fractie ook recht hebben op een leefbaar leven. Zo juist is het woord "ONDERWIJS-VERNIEUWING" gebruikt. Spreker acht het zeker op zijn plaats, dat de nota zich hier mee bezig houdt, maar dan zonder onjuistheden; met name wat be treft de mededeling over de "low-stream-cursus" (blz. 46) van een bijzondere mulo. Wat de reden is, dat in de nota achter dit streven tot het oplossen van een probleem, in welke richting de drie landelijke pedagogische centra de weg wijzen, een vraag teken gezet moet worden, is zeer beslist niet duidelijk. Spreker zou in dit verband (de onderwijsvernieuwing) willen vragen, or het college bereid is de mogelijkheid te onderzoeken, om aan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1963 | | pagina 35