16 OKTOBER 1963.
360
gelijkheid dat dit instituut regionaal zal kunnen werken meent spre
ker te moeten antwoorden dat de medische sportkeuring een stede
lijk bureau is, dat geheel drijft op stedelijke situaties en lokale
verbanden. De werkzaamheden van het bureau strekken zich echter
uit ver buiten het territoir van de gemeente Breda. Een territoir
voor dit bureau is echter niet af te bakenen omdat voor bepaalde
takken van sport een geheel ander territoir is vastgesteld dan voor
andere takken. Als voorbeeld noemt hij de zweefvliegerij. Het re
gionale karakter voor deze sport reikt tot en met Zeeuws-Vlaanderen.
Het is echter niet doenlijk nu te zeggen dat de regionale werkzaam
heden zich tot en met Zeeuws-Vlaanderen moeten uitstrekken. Bij
voetbal, handbal, hockey enz. enz. ligt dit telkens anders.
In de begroting die de stichting aan de raad zal presenteren zal tot
uitdrukking komen dat voor de keuringskandidaten uit andere ge
meenten een ander tarief zal gelden dan voor Bredase kandidaten.
Een tarief, dat begroting-technisch benaderd, zo ongeveer 25<7o
hoger zal moeten liggen dan het voor Breda geldende tarief. Hier
door wordt het totale karakter van het instituut tot uitdrukking ge
bracht.
Het is naar sprekers mening natuurlijk een andere vraag of degenen,
die 25tfo meer moeten betalen in hun gemeenten een regeling kun
nen vinden waarin voor deze meerdere kosten een bijdrage wordt
verleend. Spreker is van oordeel, dat dit de meest rationele oplos
sing is voor dit probleem en het bureau komt hierdoor toch finan
cieel aan zijn trekken.
De door de heer Vis gestelde vraag is zeer interessant. Hij stelt n. 1.
devraagof keurende artsen zitting kunnen nemenin het stichtings
bestuur. Spreker deelt mede dat dit niet per se onmogelijk is. Bur
gemeester en wethouders zijn van mening dat niet voorshands hier
op invloed moet worden uitgeoefend omdat devoor te dragen per
sonen door verschillende instanties worden ingebracht. Volgens het
concept-statuut zal aan de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
tot bevordering der geneeskunst worden gevraagd een tweetal be
stuursleden voor te dragen en aan de gemeentelijke sportstichting
eveneens twee. Spreker kan echter niet de verzekering geven dat
de door de Maatschappij voor te dragen artsen niet tegelijkertijd
de keurende artsen zullen zijn. In een bepaalde situatie blijft de
ze mogelijkheid inderdaad bestaan.
De heer VIS zegt begrepen te hebben dat de artsen van de ge
meentelijke geneeskundige en gezondheidsdienst de keurende artsen
zijn. Hiertegen heeft spreker bezwaar als deze artsen tevens be
stuurslid zijn. Uiteindelijk geldt dit ook voor de particuliere huis
artsen zo zij bestuurslid zijn.
Wethouder VAN BOXTEL vervolgt dat de heer Vis vergeet dat
door de toeloop van keuringskandidaten, gerekend wordt op 3.000
kandidaten per jaar, het keuringsteam zal moeten worden versterkt.
Hij ziet dan geen bezwaar tegen keuring door bestuursleden. Iets