16 OKTOBER 1963. 374 dat dit eigenlijk los staat van dit principebesluit. Daarom voelt spreker veel voor de gedachte van de heer Vis om bij het investeringsplan de financiering in zijn geheel te bekijken. Een verhoging van de grondprijs met 1% vindt spreker nogal in grijpend waaraan vele gevolgenvast kunnen zitten. Hij zou hier over nog wel eens met burgemeester en wethouders willen discus siëren, Bovendien wordt door deze maatregel een ruimte van bij na 5| miljoen gulden voor investeringen verkregen, terwijl mo menteel slechts 2,3 miljoen gulden nodig is. Daarom zou hij deze zaak liever los willen zien van het voorstel als zodanig. De heer QUADEKKER zegt dat hij als laatste spreker na de heer Kroon, niet wil spreken over het venijn in de staart van het voor stel, maar over het venijn in de eerste regel van de memorie van toelichting behorende bij de exploitatie-begroting. Het is inder daad zo, dat men niet moet vallen overeen kleinigheidje indien men over een miljoen spreekt. Maar als de grondkosten worden afgeschreven in 100 jaar dan kost dit per jaar geen 8.085,41 maar 8.805,41. Dit maakt een verschil van 720, -. Spreker heeft dit postje van de begroting even nagerekend en zou burge meester en wethouders willen vragen de cijfermatigheid nog eens te laten nagaan. Spreker zegt dat 700, op 1.009.000, - niet veel is doch op een nadelig exploitatie-saldo van 200.000 gulden is het toch weer een groter percentage. Wethouder VERMEULEN deelt mede, dat hij met zijn collega Van Bijnen een bepaalde werkverdeling gemaakt heeft met betrek king tot de door de raad gestelde vragen. Spreker zal zich beper ken tot die vragen welke betrekking hebben op de kredietverho ging en de wijze waarop burgemeester en wethouders menen hier voor dekking te moeten vinden. Zijn collega Van Bijnen zal dus antwoorden op alle andere vragen die betrekking hebben op de exploitatie van het recreatie-oord zelve. Spreker kan het volledig begrijpen, dat er algemene opmerkingen gemaakt zijn door de raadsleden, waaruit onbehagen spreekt, over de wijze waarop burgemeester en wethouders gemeend hebben aan de raad te moeten voorstellen dekking te zoeken voor deze niet in het investeringsplan opgenomen uitgaven. Hij gelooft dat de raad met burgemeester en wethouders van oordeel is, dat dit plan hoe dan ook van start moet komen. Het is de raad bekend, dat burgemeester en wethouders een aanvraag om rijksgoedkeuring hebben lopen en dat er een toezegging is dat deze rijksgoedkeu ring in november a. s. kan werden verwacht. Indien voor die tijd onze plannen niet geheel rond zouden zijn, dan zou, zo zegt spre ker, de eigenaardige figuur zich kunnen voordoen, dat de ge meente wel de rijksgoedkeuring zou hebben, doch nog niet het krediet van de raad om van deze rijksgoedkeuring gebruik te kunnen maken. Hij gelooft niet dat als de raad met het voorstel akkoord gaat, de raad thans ook concreet besluit dat de dekking van deze meerdere kapitaalsuitgaven op de thans voorgestelde wijze moet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1963 | | pagina 374