4 DECEMBER 1963.
439
ANTWOORDEN OP DOOR RAADSLEDEN GESTELDE VRAGEN.
VRAAG.
De heer BA YENS zegt, dat hij de beantwoording van de 2e door
hem in vorige vergadering gestelde vraag is gesteld: "Het uitzon
deren van het wielrijdersverkeer op zaterdagen en koopavonden is
niet wenselijk, omdat juist dan in deze straat een drukte heerst".
Het was juist zijn bedoeling, dat, als doorstroming van de Eind-
straat naar de Ginnekenstraat wordt toegestaan, dit niet toe te laten
op zaterdagmiddagen en op koopavonden.
ANTWOORD.
Een in september 1960 gehouden 12-uurs verkeerstelling van
rijwielen en bromfietsen in de Eindstraat en in de Ginnekenstraat
heeft uitgewezen, dat de intensiteit van dit verkeer bedroeg:
Eindstraat: 10.464 stuks;
Ginnekenstraat: 11.424 stuks.
Tijdens het spitsuur van 17.00 -18.00 uur bedroegen deze aantallen
1.612, respectievelijk 1.849 stuks.
Uit de verhouding van deze aantallen mag worden afgeleid, dat
praktisch al het rijwiel- en bromfietsenverkeer uit de Eindstraat
via de Ginnekenstraat zijn weg vervolgde.
Aangezien bij een spitsuurverkeer van gemiddeld rond 30 stuks per
minuut bepaald niet van een lage frequentie kan worden gespro
ken, komt het ons dan ook niet wenselijk voor de oude toestand
ten aanzienvan het rijwiel- en Bromfietsenverkeer inde Ginneken
straat te herstellen.
VRAAG.
De heer BARY vraagt of het college niet van mening is, dat de
wijze, waarop door de stadsschouwburg in De Stem van 9 en 11
november jl. de voorstelling "Een veilig stekkie" geanonceerd is,
onwaardig is en eerder mensen afstoot dan aantrekt en zo ja of het
college dan bereid is de verantwoordelijke persoon te verzoeken
voortaan op normale wijze en in het Nederlands met vermelding
van speeldatum te adverteren.
ANTWOORD.
Met het uitvoerend beleid met betrekking tot de gemeentelijke
schouwburgvoorstellingen is een speciale functionaris belast, te
weten de directeur van de stadsschouwburg. De schouwburg-direc
teur dient een zekere vrijheid en verantwoordelijkheid gelaten te
worden ten aanzien van de zaken die geacht kunnen worden te lig
gen op het terrein van het directiebeleid in strikte zin (behoudens
de definitieve verantwoordelijkheid van ons college en de functie
van de schouwburg-advies-commissie). De publiciteit ligt naar ons