442 4 DECEMBER 1963. Tegen deze achtergrond zijn burgemeester en wethouders bereid het conceptbesluit aan te vullen in dien zin dat als no. 6 voor on derhandse aanbesteding zal worden uitgenodigd een Bredaas bedrijf n.l. Vriens Betonbouw, hetwelk op dit gebied ook zeker bekwaam en deskundig is. Dit bedrijf is in eerste aanleg niet weggelaten om redenen, waaruit zou mogen worden afgeleid dat het niet geschikt zou zijn. De heer VAN LOON deelt mede, dat ook zijn fractie de vroeg tijdige publikatie zeer betreurt. Sprekers fractie kan wel instem men met het systeem van onderhandse aanbesteding, alleen be vreemdt het dat in het preadvies is vermeld dat het ministerie een voorafgaande opgave van de aannemer verlangt. Het tijdstip waar op dit moet gebeuren wekt bevreemding. Bepaald minder gelukkig vindt spreker de zinsnede inde vierde alinea,waar gesproken wordt van "een aannemer van minder allure". Dit zou kunnen leiden tot de veronderstelling dat alle aannemers buiten degenen, die voor in schrijving zijn uitgenodigd, van minder allure zouden zijn. Spreker heeft gelukkig van de wethouder mogen vernemen dat dit bepaald niet de bedoeling van burgemeester en wethouders is geweest. Spre ker zal tenslotte nog gaarne vernemen waarom in het lijstje van uit te nodigen inschrijvers een Amsterdamse firma is opgenomen, ter wijl er in Breda toch wel een aantal firma's zijn gevestigd, die dit werk aan kunnen. Wethouder VERMEULEN heeft op een van de vragen van de heer Van Loon reeds het antwoord gegeven. Er is geen sprake van een welbewuste diskwalificatie van ondernemers, die niet in het lijstje zijn genoemd. Spreker gelooft dat men dit intussen begrepen heeft. Wat betreft de opgave van de naam van de aannemer aan het mini sterie kan spreker er op wijzen dat de aanvrage om rijksgoedkeu ring al geruime tijd lopende is. In een bepaald stadium van deze procedure is vernomen dat rijksgoedkeuring zou worden verleend. Daarop is begonnen met voorafgaande werkzaamheden om vooral de aansluiting niet te missen. Bij nader overleg met het ministerie blijkt dat men daar nu vooraf gaarne weet wat de definitieve kosten van het werk zullen zijn. Bij het verlenen van de rijksgoedkeuring wil men nl. direct het juiste bedrag van de bouwkundige werken opnemen. Dit is dus eigenlijk de gehele zaak en spreker gelooft niet dat daartegen bezwaar behoeft te bestaan. Het lijkt alleen maar nuttig dat het bedrag der rijksgoedkeuring direct vaststaat zodat weer niet achteraf eventueel een aanvulling nodig is. De heer VAN LOON merkt nog opdat in het preadvies gesproken wordt over een voorafgaande opgave van de naam van de aannemer en dit nu is bevreemend. Dat de prijs bekend moet zijn lijkt wel logisch. Wethouder VERMEULEN meent ook dat de eis van voorafgaande opgave van de aannemer door het ministerie niet kan worden ge steld. Spreker gelooft ook niet dat dit door het ministerie zo is ge formuleerd. Het gaat natuurlijk wel om het bedrag.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1963 | | pagina 442