m
446
4 DECEMBER 1963,
kan zijn zal deze zeker verleend worden.
Spreker weet dus dat de heer Verschuren zich met deze ruilverka- het
veling kan verenigen als hij de toezegging krijgt dat de genoemde gei
koppeling niet zal plaats vinden. Van de heer Biemans heeft spre- wo
ker begrepen dat hij toch nog wel graag het standpunt van burge- kei
meester en wethouders wil vernemen ten aanzien van het feit dat sar
het gemeentebestuur zich nog zal beraden of het bereid zou zijn mc
bij deze ruilverkaveling geldelijke bijdragen te verlenen. Spreker evi
gelooft dat deze vraag zeker gesteld mag worden, maar burgemeester tin
en wethouders hebben zich hieromtrent tot heden nog niet beraden. lin
Spreker zou willen zeggen dat van een bijdrage sprake zou kunnen nie
zijn voor zover de gemeente belang heeft bij dit plan. Het spreekt grc
vanzelf dat de gemeente naar redelijkheid bij zal dragen. Spreker ati
kan zich voorstellen dat de gemeente belang heeft bij bepaaldever- ei|
bindingen in dit gebied, waaruit als zodanig kosten kunnen voort- hoi
vloeien. Daarin zal de gemeente in redelijkheid bij dienen te dra- we
gen. Maar overigens is het wel zo dat er inderdaad kosten ontstaan set
uit deze ruilverkaveling, maar ook de waarde van de gronden, die vr
in dit ruilverkavelingsgebied liggen, zullen daardoor ongetwijfeld
in waarde stijgen en het is dus niet alleen maar verlies dat men
lijdt. Spreker gelooft dat het gebied meer geschikt gemaakt wordt va:
voor een optimale benutting. al
de:
Overeenkomstig het voorstel wordt besloten. ge
tus
10. DEELNEMING STICHTING BEJAARDENWERK BREDA. tal
alt
Mevrouw VAN MIERLO juicht het voorliggende plan toe;zij ziet wa
in deze samenwerking een goede gelegenheid en een buitengewone tei
vorm zelfs van samenwerking. Toen spreekster de statuten doorlas m;
bleef er een vraag over ten aanzienvan de redactie van een artikel, de
waaromtrent zij gaarne een opmerking zou willen maken. In ar- ov
tikel 7 is bepaald dat de voorzitter door het college van burgemeester nu
en wethouders van Breda wordt aangewezen uit de in artikel 5, lid sti
2 sub a, bedoelde leden. Dit heeft spreekster toch wel enigermate ov
bevreemd omdat het hier om een particuliere stichting gaat, waar- du
in wel acht instanties vertegenwoordigd zijn en waar minimaal 3 en Te
maximaal 5 leden aangewezen kunnen worden. Voorts acht spreek- m<
ster de formulering van artikel 4 op zijn minst zeer onduidelijk. De pe
middelen der stichting bestaan uit subsidies, andere bijdragen, wc
giften, legaten, erfstellingen, welke alleen onder het voorrecht van wi
boedelbeschrijving mogen worden aanvaard, en andere baten. Had bij
er achter die legaten en erfstellingen geen komma gestaan dan was
het niet zo erg, maar nu kan de beperking ook betrekking hebben op
subsidies, andere bijdragen en giften. Spreekster heeft een andere vo
formulering, welke als volgt luidt; "De middelen der stichting be- hi<
staan uit: subsidies, andere bijdragen, giften en andere baten. Le- lo;
gaten en erfstellingen mogen alleen onder het voorrecht van boedel- sti
beschrijving worden aanvaard". Spreekster meent dat deze formu- lir
lering duidelijker is dan die, welke in het concept is opgenomen. wc