450
4 DECEMBER 1963.
vraag of per se de moeder meer aandacht moet krijgen dan de
dochter kan men van mening verschillen. Het feit nl. dat men in
de top nog niet tot een dergelijke constructie is gekomen behoeft
nog geen aanleiding te zijn om het statuut voor de bejaardenzorg
achterwege te laten. Dit staat zelfs niet in de weg aan de gedachte
de incorporatie van de stichting in het totale werk op een eigen
manier te verzekeren; daar wil men toch bepaald nog heen. Het
is juist wenselijk op bepaalde terreinen over die organen te beschik
ken en dat is met name hier het geval.
In het preadvies staat o. a. dat het nog meer dan nu te verwachten
is dat de voorzieningen in de stichting bejaardenzorg belangrijk
zullen toenemen. En degene, die geen vreemde is in Jeruzalem,
weet heus wel in welke richting men dan denkt. Het is nl. denk
baar in Nederland en ook in Breda dat men binnen afzienbare tijd
komt tot bepaalde activiteiten, waarvoor het dan zeer nuttig zou
zijn een orgaan bij de hand te hebben. Hierbij komt spreker direct
meer in de redenering van de heer Van der Werff. Men moet dus
een orgaan hij de hand hebben dat dus alles bundelt en overkoe
pelt, wil dat orgaan dan ook inderdaad kunnen optreden op be
paalde terreinen in samenspraak met anderen en soms zelfs namens
anderen, want ook dat is denkbaar en daar wordt ook al inde com
missie aan gedacht. En als gedacht wordt aan bepaalde situaties
en aan bepaalde objecten dan is het natuurlijk op dat moment
wel noodzakelijk over een juridische status te beschikken. Dit
ziende aankomen hebben burgemeester en wethouders dus in over
leg met de commissie gezegd: laten we dan verstandig zijn en nu
deze gelegenheid zich gaat aanbieden tijdig de juridische struc
tuur van deze commissie omzetten in een eigen stichting.
Spreker hoopt niet duidelijker te hoeven zijn want men kan niet
alles wat op papier staat nu al in de publiciteit brengen. Er zijn
zaken waar op het moment nog hard aan wordt gewerkt, maar het
is ook mede tegen die achtergrond dat deze voorziening nu ter
goedkeuring aan de raad wordt voorgelegd.
De heer Van Gastel heeft nog gevraagd om aan artikel 5 punt i toe
te voegen de stichting Zonnebloem. Spreker heeft helemaal geen
bezwaar tegen de stichting Zonnebloem, maar wel tegen toevoe
ging op dit moment. Spreker heeft in een andere kwaliteit met
de stichting Zonnebloem regelmatig contacten gehad, daarbij is
dit werk ook wel ter sprake geweest, maar dan nooit in die zin dat
er van de andere zijde op dat moment al interesse was om te par
ticiperen. Een voorstel dezerzijds werd nog tijdig afgehouden om
dat men in het geheel nog niet wist bij Zonnebloem hoe een en
ander zich nog zou ontwikkelen. Nadien zijn er bij Zonnebloem
ook weer bepaalde activiteiten gegroeid, waarvan het gemeente
bestuur kennis draagt. Nu zou het naar sprekers mening toch' niet
juist zijn om buiten het overleg van de commissie om een nieuwe
partner eraan toe te voegen. Bezien zal moeten worden in hoe
verre de plaatselijke activiteiten van Zonnebloem inderdaad een
inpassing in dit werk wettigen en eventueel zelfs noodzakelijk ma
ken. Persoonlijk is spreker geneigd om met de heer Van Gastel te
veronderstellen dat dit inderdaad gewenst is en het lijkt dus wel te