456 4 DECEMBER 1963. in een dwangpositie zou kunnen dwingen is naar het oordeel van degenen, die daartoe meer bevoegd zijn dan spreker, en spreker deelt overigens deze mening, beslist ongegrond. De heer VAN CAULIL merkt op dat in de raad deskundigen aanwezig zijn, die misschien zelf zitting hebben in een grond- of pachtkamer, en hij hoopt dat deze deskundigen wellicht zijn vrees zullen kunnen wegnemen. Als de wethouder stelt dat de grond aan de huidige pachter in gebruik wordt gegeven dan ge beuren er dus twee dingen: het van jaar tot jaar in gebruik geven aan de tegenwoordige pachter en het maken van een overeenkomst met de tegenwoordige eigenaar dat dit minimaal voor 5 jaar zal zijn. Niet maximaal, maar zolang mogelijk met een minimum van 5 jaar. De pachter komt dus in het bezit van een kwitantie, waaruit blijkt dat hij de grond meer dan een jaar heeft gebruikt. Dat dit alleen door bemiddeling van een derde het geval is ge weest neemt bij spreker de vrees niet weg. Daarbij komt dat het stellen van een termijn van vijf jaar een precedent schept; het is de eerste keer dat dit gebeurt. Deze mijnheer dwingt iets af om schadevergoeding te krijgen,terwijl duidelijk is medegedeeld dat de schadeloosstelling al achter de rug is. Spreker heeft geen enkel bezwaar tegen een reële afwikkeling van schaden, die agrariërs lijden, wanneer ze hun grond moeten verlaten. Maar in dit ge val gebeuren er dingen, waarvoor spreker vrees heeft. Mocht de gemeente de grond eerder nodig hebben dan binnen de gestelde 5 jaar dan moet er alweer schadeloosstelling worden betaald. Spre ker kan op deze wijze niet met het voorstel meegaan. Wethouder VERMEULEN ontkent dat dit de eerste transactie is, die op deze wijze wordt geregeld. Het gebeurt in veel meer ge vallen dat de gemeente de gekochte grond nog niet direct nodig heeft. Deze grond wordt dan in gebruik gegeven, zodat betrok kenen in die tijd nog enig inkomen daaruit kunnen verwerven, hetgeen voor de gemeente ook aantrekkelijker is dan deze grond braak te laten liggen. Met de verkoper van de grond is overeengekomen dat hij de grond pachtvrij aan de gemeente oplevert en het enige wat nu moet ge beuren is, dat in het koopcontract een bepaling wordt opgenomen, op verzoek van de verkoper, dat, mits de grondkamer dit goed keurt, de grond van jaar tot jaar wordt verhuurd aan de pachter. Dit zal dan zijn minimaal gedurende een periode van vijf jaar. Hieraan kan de pachter hoe dan ook geen titel ten opzichte van de gemeente ontlenen. Men zou hoogstens kunnen zeggen, dat als de gemeente die vijf jaar niet kan waar maken, de verkoper ten opzichte van de gemeente een titel verkrijgt omdat bij de regeling met de pachter van een termijn van vijf jaar is uitge gaan. Het gaat hier om een essentieel punt van het contract, waarover de gemeente met de verkoper tot een vergelijk is gekomen. Als dit vergelijk er niet was geweest zou de koopsom waarschijnlijk veel hoger zijn geweest. Bij niet-accepterenvande gestelde voor-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1963 | | pagina 456