4 DECEMBER 1963. 465 Wethouder VAN BOXTEL kan begrijpen dat de verschillende spre kers de noodzaak hebben gezien de zaak iets verder te trekken dan in de lokale situatie. Spreker zal daarop bij de beantwoording moeten aanhaken, zij het dan dat de competentie van de raad in betoog moet worden gehou den. Spreker gelooft dat de heer Bary en dit geldt ook voor de andere sprekers, de gedachten rondom dit voorstel zeer positief heeft opge vat. Spreker wil met name de heer Bary zien als iemand die met gezag kan spreken op dit gebied, gezien de functie, die hij ook in de wereld van de woonwagens pleegt in te nemen. Het is spreker ook bekend dat de heer Bary veel achtergrondswetenschap heeft, die burgemeester en wethouders met hem delen. Het valt spreker op dat alle drie de sprekers zijn uitgegaan van de positieve stelling dat het aanbeveling verdient dat het vastgestelde aantal woonwa gens wordt gehandhaafd. Spreker gelooft als dit uitgangspunt wordt aangehouden wel uit de discussie is te komen. Daar tussen in liggen natuurlijk allerlei nuances in de meningen, die men over deze ma terie kan hebben. De heer Bary vindt het een vrij kostbare aangelegenheid en spreker deelt deze mening met hem. Enerzijds is de weg in het geding, anderzijds moet een aantal bouwkundige voorzieningen worden ge troffen en er moet overigens een dag- en nachtbewaking worden in gesteld. De heer Bary heeft er kennelijk op gedoeld dat de gemeen te ten enen male gehouden is ingevolge overeenkomst te partici peren in de exploitatiekosten van de regionale regeling, naar rato van het inwonertal. Daar heeft de heer Bary dus volkomen gelijk in. Spreker is het niet met de heer Bary eens wanneer hij stelt: had de motivering niet moeten luiden: handhaving van het maximum aantal wagens is niet meer mogelijk. Spreker gelooft dat het ge makkelijk is achteraf te proberen de zaken op afstand nuchter te analyseren, maar als men van het begin af deze ontwikkeling heeft medegemaakt dan moet spreker, nu de gemoederen tot bedaren zijn gekomen, zeggen dat het allemaal niet zo eenvoudig ligt. Men kan inderdaad stellen: had men niet eerder kunnen ingrijpen. Stel dan dat in de omstandigheden, die er waren, en materieel gezien, dit ingrijpen mogelijk ware geweest, dan nog zou zich precies dezelf de situatie hebben voorgedaan, alleen op een eerder moment. Spreker zou op de eerste plaats begrip willen vragen voor het feit dat, zolang het regionale centrum Breda in de overgangssituatie verkeerde van oudbouw naar nieuwbouw, er in het geheel niet aan te denken viel om soortgelijke maatregelen te overwegen. Zelfs al zou men dit hebben gewild dan zou men het inde praktijk niet heb ben kunnen waarmaken. Iets anders kwam de zaak uiteraard te liggen toen het centrum ge reed was en na enige tijd een inwerkperiode was doorgemaakt. Toen drong dit probleem zich wel op aan het bestuur van de regionale regeling en het bestuur is zich haar taak in deze zeker wel bewust geweest.Spreker heeft een "draaiboek" laten opmaken van de ont-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1963 | | pagina 465