485
11 DECEMBER 1963.
tijd - de onderhandelingen kunnen dan vermoedelijk wel zijn afge
sloten - in een openbare vergadering volledig opening van zaken te
geven.
Een toelichting van Uw College en een bespreking door de raad
acht ik t. z. t. noodzakelijk.
Ik meen echter dat deze begrotingsbehandeling daartoe niet de
geschikte gelegenheid biedt.
Overgaande naar sport- en jeugdzaken zou ik hierover nu een
enkel woord willen zeggen. Ik zou me daarbij willen beperken tot
een drietal hoofdpunten: voorzieningen in de wijk; de leiding en de
jeugdsport. Allereerst iets over de voorzieningen in de wijk.
De realisering van de zogenaamde ruige speelweiden wordt door
ons toegejuicht. Met niet al te veel kosten - en dat is ook belang
rijk - kunnen voor de jeugd zeer nuttige voorzieningen worden ge
troffen. Mag ik aannemen, dat Uw College in deze geest blijft door
werken en aan dit werk zelfs nog uitbreiding wil geven?
Een van de centrale punten bij het werk voor de jeugd lijkt mij
te zijn, het vraagstuk van de leiding. Dat geldt voor de jeugdver
enigingen, doch ook voor de hobbyclubs en het werk voor de onge
organiseerde jeugd.
Ik zou zelfs durven stellen, dat het werk staat of valt met de lei
ding. Ik neem aan, dat U in de samenwerkingsverbanden ruime aan
dacht wilt schenken aan het vraagstuk van de leiding. Op één as
pect wil ik U graag wijzen.
Het lijkt mij mogelijk, dat vanuit de bestaande verbanden een
krachtige impuls en steun kan worden gegeven voor nieuwe, heden
daagse activiteiten.
De betekenis van de jeugdsport mag m.i. niet worden onder
schat. Vele jeugdigen worden door de sport gegrepen en de wijze
waarop ze hun sport kunnen beoefenen, kan van invloed zijn op de
ontwikkeling van heel hun persoonlijkheid.
Heeft Uw College een duidelijk inzicht in de kwalitatieve en
kwantitatieve spel- en trainingsmogelijkheden voor de jeugd? Is de
bestaande accommodatie voldoende en wordt die accommodatie ook
volledig benut?
Ik denk hierbij niet alleen aan voetbal, maar evengoed aan hockey
en atletiek.
PERSONEELSBELEID.
Op een van de raadsvergaderingen dit jaar is ons gebleken, dat
Uw College de ontwikkeling op het terrein van de mechanisatie der
gemeente-administratie nauwlettend wil volgen. Het vraagstuk van
de organisatie-deskundige is in het verleden herhaaldelijk ter spra-