487
11 DECEMBER 1963.
komen terecht - gewezen wordt op de bewonderenswaardige inspan
ning van alles betrokkenen, terwijl tevens moet worden geconsta
teerd, dat ditvervoer niet meer berekend is op de toekomstige ont
wikkeling van stad en streek.
De in het vooruitzicht gestelde reorganisatie-plannen zien we
met belangstelling tegemoet.
ALGEMENE BUSTANDS-WET
Mijnheer de voorzitter. Naast de I. W.de K. B. W.de A. W. W.
en de A.O. W. zal in 1965 de A. B.W. in werking treden. Op dit
terrein heeft de B. I. M. Z. jarenlang nuttig werk verricht.
Ik neem aan, dat de B. I. M. Z. tot aan de inwerkingtreding van
de nieuwe wet haar werk blijft voortzetten, waarbij de aanpassing
van de uitkeringsnormen aan het gestegen loon- en prijsniveau ze
ker een belangrijke aangelegenheid is.
Ik neem ook aan, dat Uw College - ook bij invoering van de
nieuwe wet - de bestaande goede verhoudingen met de organen van
het particulier initiatief wil behouden en zo mogelijk versterken.
Met genoegen hebben we kennis genomen van de totstandkoming
van de nieuwe wet,die op9 julil963inhetStaatsbladisverschenen.
De materiële hulpverlening aan de economisch zwakkeren krijgt
hierdoor een eigentijdse vormgeving, waarbij de waardigheid en de
vrijheid van het individu wordt gewaarborgd.
Over de wijze waarop de Wet in onze gemeente zal worden uit
gevoerd, zullen we tijdig de nodige besluiten dienen te nemen.
Mij interesseert het met name, of Uwerzijds behoefte wordt gevoeld
aan een College van Bijstand.
Ik wil U niet verhelen, dat ik voor Breda een dergelijke com
missie wèl gewenst acht. Indien Uw College en de Raad het hier
mede eens zouden kunnen zijn, dan dient de samenstelling en de
regeling van de bevoegdheden tijdig te worden bepaald.
Naar mijn mening zullen niet alle bevoegdheden, welke in het
kader der Wet in handen van burgemeester en wethouders zijn ge
legd, aan de commissie gedelegeerd moeten worden.
De behandeling van de aanvragen leent zich b. v. minder goed
voor bevoegdheidsoverdracht, doch in voorkomende gevallen, wel
voor advisering.
Bij de uitvoering van de Wet zullen we er m.i. op moeten let
ten, dat er snél hulp verleend kan worden, terwijl het anderzijds
toch waardevol kan worden geacht, dat vertegenwoordigers uit de
burgerij, de ambtenaren terzijde staan bij de toepassing van de re
geling.
Wij achten het ook belangrijk, dat tijdig van gedachten wordt
gewisseld over het al of niet in het leven roepen van een Commis
sie van Advies, genoemd in artikel 75 en volgende van de Wet.
Volgens de Memorie van Toelichting zou deze commissie o. a.
de algemene aspecten van het bijstandsbeleid hebben te bezien in