m
489
11 DECEMBER 1963.
g
te schenken. Dat zal meer tijd vergen, doch als we ons de moeite r
getroosten om de vele verschillende belangen tegen elkaar af te i<
wegen, zal het belang van onze stad en haar inwoners het beste ti
worden gediend. g
Overigens verneem ik graag het oordeel van de andere fractie- t<
voorzitters. d
g
Mijnheer de voorzitter. Graag wil ik aan het slot van mijn al- 2
gemene beschouwingen het College van burgemeester en wethou- v
ders hartelijk dank zeggen voor al datgene wat zij hebben gedaan s
voor onze goede en mooie stad. t
Het werk dat U verricht, staat in het volle en soms schelle licht ti
van de openbaarheid. De Raad treedt U met vertrouwen, maar ook y
met een kritische instelling tegemoet. n
Uw werk is niet feilloos, maar dankbaar mogen we vaststellen, t
dat we overtuigd mogen zijn van Uw deskundigheid en van Uw niet- a
versagend pogen om de belangen van stad en volk te dienen. v
Wij zijn U daarvoor zeer erkentelijk. Erkentelijk zijn we ook voor C
het vele werk verricht door al de ambtenaren en werklieden in dienst d
van de gemeente of de gemeentelijke diensten en bedrijven. g
Ik ben er mij heel sterk van bewust, dat het welzijn van onze g
stadsgemeenschap in sterke mate afhankelijk is van hun deskundig-
heid, hun verantwoordelijkheidsgevoel, hun plichtsbetrachting. Aan f
allen die hun werk met de inzet van al hun capaciteiten hebben -y
verricht, wil ik oprecht dank brengen. r
En tenslotte, mijnheer de voorzitter, dank ik de andere fracties 1
en al de raadsleden voor het onderling vertrouwen, het wederzijds C
respect en de eerlijke waardering. j
Werkend in deze sfeer en met deze instelling, worden de be- r
langen van onze stad en haar bewoners het beste gediend. r
r
Ik dank U voor Uw aandacht. c
c
De heer VIS zegt het volgende: c
c
ALGEMENE BESCHOUWING GEMEENTEBEGROTING 1964. c
i
In januari van dit jaar heeft Prof. Ir. Jac.P. Thijsse voor de Vere- t
niging voor Demografie een belangwekkende voordracht gehouden 2
waarin hij enkele gedachten over het ruimtelijk beeld van Neder- c
land in het jaar 2000 waarover de heer Broeders zoeven al heeft 5
gesproken bij een bevolking van 20 miljoen heeft ontwikkeld. 1
Dit getal beschouwt hij als een afgerond cijfer ter gedachtenbepa- r
ling; het is evenwel niet zomaar uit de lucht gegrepen, want het
is gegrond op de verwachting dat de bevolking zich in een periode i
van 50 jaar ongeveer verdubbelt, hetgeen zich in ons land in de af-