48
16 JANUARI 1963.
Spreker gaat vervolgens in op hetgeen de heer Van Casteren
over de planning van de nieuwbouw van scholen in te vormen
wijken heeft gezegd. De heer Van Casteren haalde de Haagse
situatie aan, waar de behoefte aan bepaalde scholen tot 3 x
zo hoog kon stijgen als normaal is. Deze vermenigvuldigings
factor zou in het door hem aangehaald rapport een stabiele
toetssteen zijn. Spreker is echter van mening dat de zaak
voor Breda toch anders ligt. Als voorbeeld haalt hij het Heu
velkwartier aan dat in 10 jaar volledig is uitgegroeid. Er zijn
heel wat nieuwe scholen neergezet, alle zijn echter meer dan
vol. De concrete situatie hier is dus heel anders dan in Den
Haag.
Tot slot wil spreker de opmerking van de heer Spanjer inzake
het niet deelnemen door de openbare lagere scholen aan de
schoolmelkvoorziening beantwoorden. Te dien aanzien is
reeds overleg gepleegd met de schoolhoofden. Deze hebben
de wens niet kenbaar gemaakt eraan mee te doen doch in
tegendeel zelfs afgeraden er aan deel te nemen. Zijn de
betreffende oudercommissies echter van oordeel dat het ge
wenst is de kinderen schoolmelk te verstrekken, dan is het
gemeentebestuur bereid hieraan mede te werken, er is dus
nog over te praten.
De VOORZITTER zegt, dat de behandeling in eerste in
stantie der nota de raadsvergadering tot een vergevorderd uur
deed duren. Er is nog steeds stof tot allerlei gedachtenwisse-
lingen, doch hij verzoekt de sprekers zich enige beperking
op te leggen.
De heer VIS heeft bij zijn opmerkingen willen doen uit
komen dat het wellicht beter ware geweest dat er geen con
clusies in deze inventarisatie-nota waren opgenomen. Zij
zijn getrokken uit te weinig gegevens hetgeen volgens hem
geldt zowel ten aanzien van de conclusies van de school
Beverweg als van de rijks h. b. s. Hij gelooft dat deze con
clusies overbodig waren. Er staat zelfs "factoren die de terug
gang beïnvloeden"hetgeen toch te negatief is gesteld. Hij
meent dat de conclusies stelliger zijn getrokken, dan de wet
houder wil doen voorkomen.
Spreker is het ermee eens dat bij de prognoses de cijfers van
de sociografische dienst worden gebruikt. Toch heeft hij in het
verleden reeds betoogd dat de percentages welke worden gehan
teerd voor niet katholieke scholen met grote voorzichtigheid
moeten worden gebruikt.
De aansluiting van kleuteronderwijs op lager onderwijs is door
spreker slechts vragenderwijs besproken.
Gezien de omvang van het probleem vindt spreker dat dit niet
in deze inventarisatie thuis hoorde.
Wat betreft de goedkeuring door de centrale overheid van bouw
plannen voor kleuterscholen kan spreker wel zeggen dat hij niet
behoort bij degenen die zeggen: "kijk eens wat Rotterdam alle
maal doet".