16 JANUARI 1963. 49 Intuïtief is te voelen dat de grote steden in zekere zin worden voorgetrokken. Spreker heeft gegevens gekregen van een aan tal grote steden in Nederland, waaruit blijkt dat Breda toch wel erg moeilijk zit. Breda zal echter nog verder achterop raken omdat nu het platteland aan de beurt moet komen. Hij is het hiermede wel eens, maar Breda komt toch wel in een erg moei lijke situatie. Kritiek op het college kan spreker in deze zeker niet geven, doch het landelijk beleid acht hij zeer onbevredi gend. De heer KRAMER dankt voor de uitvoerigheid van het ant woord van de wethouder. Ten aanzien van een speciale des kundige ter secretarie voor onderwijsaangelegenheden kan spre ker nog toevoegen, dat Rotterdam, 's-Gravenhage, Arnhem en Zwolle er bij zijn weten reeds een hebben. Wat betreft de stichting van een 3e protestants-christelijke u. 1. o. -school meent spreker te weten dat hiervoor lokalen waren aangewezen in de Overakkerstraat. toen het zover was ging het niet door. Barakkenbouw zou aardig zijn geweest. Na de uiteenzetting van de wethouder wil spreker er wel begrip voor hebben dat niet met twee maten is gemeten. Over dit onderwerp wil hij tot slot de ondeugende opmerking maken dat misschien toch barakken worden gebouwd, desnoods uit eigen middelen. De vergoeding voor aan scholen verbonden concierges zit hem toch wel hoog. Vooral wanneer het gaat om grote scholen. De vergoeding van de exploitatiekosten vindt spreker, landelijk gezien, te laag liggen. De hoofden van grote scholen hebben het erg moeilijk, zij moeten zelf alles doen. Spreker is van mening dat de low-stream cursus in de nota op pagina 46 negatief wordt benaderd. Hij vindt dit niet leuk. Het is niet de bedoeling de leerlingen voor deze cursus nu aan te nemen maar pas na een jaar. De heer Van der Werff is van mening, dat het KASKI-rapport over scholen in nieuwe wijken te 's-Gravenhage totaal niet van toepassing is op Breda. De Haagse situatie is met de Bredase niet vergelijkbaar. Spreker acht de heer Van Casteren pienter genoeg om hierop te hoeven wijzen. Hij is gelukkig met de toegezegde folder, in het kort weerge vend de inhoud van de nota. Spreker zegt met de wethouder van mening te blijven verschil len wat betreft de soorten scholen welke in nieuwe wijken eerst gebouwd worden. Tot slot acht spreker het toch gewenst dat de gemeente over een specialist zou kunnen beschikken die zich blijvend met onderwijswerk bezig zou houden. Er is op dit gebied nog zoveel wat kan worden gedaan. Wethouder BASTIAENSEN wil niet meer met de heer Vis over de conclusies van gedachten wisselen. Hij kan wel zeggen dat bij de voorstellen die op onderwijsgebied aan de raad zullen wor den gedaan met de percentages voorzichtigheid zal worden be tracht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1963 | | pagina 49