513
11 DECEMBER 1963.
vorm van nota's etc. aan de Raad wordt verschaft. Mag ik echter zo
stellen mijnheer de voorzitter, dat men zich bij een duel van de
zelfde wapens bedient.
Mijnheer de voorzitter, voorzover het strafbare feiten betreft,
zijn inderdaad nadere mededelingen en analyses betreffende plaats,
tijd en vermoede oorzaak van ongevallen op de openbare weg, een
aangelegenheid voor de justitie. Nu is het echter zo, dat tijdens
rechtszittingen de wegbeheerder, dus Rijk, Provincie of Gemeente,
als mede verantwoordelijk aan de zaak wordt gesteld. Het spijt mij
bijzonder dat een zo belangrijke zaak, taak en verantwoordelijk
heidvan Uw College dermate in de geest van "waar bemoeit Uzich
mee" wordt afgedaan.
De verkeersveiligheid is niet slechts een zaak die alleen het Hoofd
van de Politie regardeert, en als zodanig aan de Raad geen verant
woording verschuldigd is. Met de verkeersveiligheid heeft ieder lid
van Uw College bemoeienis. Gaat U zelf maar na, structuur van
het wegdek, verlichting, verkeersopvoeding, gewondenvervoer, in
validiteit, revalidatie, sportevenementen en het daarmee samen
hangend parkeerprobleem. Een bijzondere verantwoordelijkheid voor
U en voor ons, om datgene te doen, uiteraard binnen ons bereik,
ter voorkoming van verkeersongevallen en haar trieste gevolgen.
Mijnheer de voorzitter, Uw College acht het onjuist de notulen
van de vergaderingen van b. v. Sportstichting, BRIM en HetTurfschip -
ook na haar goedkeuring - ter kennis van de Raad te brengen. Uw
motief daarvoor is dan dat de meningsvormingen in de besturen van
voornoemde instellingen wel eens aanmerkelijk bemoeilijkt zouden
kunnen worden, indien het besprokene bij de Raad bekend werd. U
vindt kennisgeving te meer overbodig, omdat leden uit de Raad deel
uitmaken van de genoemde instellingen.
Wanneer ik met dit laatste begin, dan gelieve U te bedenken
dat in Sportstichting en BRIM slechts de twee grootste fracties ver
tegenwoordigd zijn, en in het Turfschip drie fracties. De niet ver
tegenwoordigde fracties missen dus ieder inzicht in de gang van za
ken en het gevoerde beleid, zij mogen het met een jaarverslag doen.
Jaarverslagen die op het moment van verschijnen grotendeels alleen
historische waarde hebben.
Mijn bezwaar tegen Uw standpunt is, dat er hier niet te maken
hebben met geheime genootschappen, maar dat het hier instellingen
betreft, die, of geheel, of voor het grootste deel, beschikken over
gemeentelijk onroerend goed of financiën. Zij ontlenen hun bestaans
recht aan bevoegdheden die door de Raad zijn gedelegeerd. De Raad,
en dus alle fracties, hebben zonder meer het recht actueel geïnfor
meerd te worden omtrent de activiteiten dezer instellingen. Daar
ik uit de werkzaamheden uit de Raadsafdelingen weet, dat bepaalde
zaken soms voorlopi g in de vertrouwelijke sfeer moeten blijven, wil ik
dus niet star vasthouden aan het ter kennis brengen van notulen. Wel
verlang ik een maandelijks verslag, of voorzover niet maandelijks
vergaderd wordt, een verslag aan de Raad voor de aansluitende Raads
vergadering. Een bijzondere eis lijkt mij dit niet, we worden