540
12 DECEMBER 1963.
wethouder» die met de portefeuille is belast. Zo bracht de heer
Broeders enige punten ter sprake» die alle betrekking hadden op
zaken, waar diepgaande studie aan verbonden is. De heer Broeders
heeft gezegd: ik heb vorig jaar gesproken over beroepskeuze en over
de verdere begeleiding van het onderwijs, en ik heb het idee dat
er dit jaar meer aandacht aan zal worden geschonken» want ik zie
in de begroting bepaalde cijfers vermeld.
En inderdaad» deze zaak zal steeds meer aandacht krijgen; op het
gebied van school- en beroepskeuze zijn er vooreerst de eigen ambte
lijke instanties, die met dit soort werk zijn belast, terwijl er daar
naast nog allerlei andere niet-gemeentelijke instanties zijn.
Het bureau voor school- en beroepskeuze heeft een verzoek om
subsidie ingediend en er is bericht ontvangen dat van de zijde van
protestants-christelijke groeperingen een soortgelijk bureau is op
gericht» hetwelk zijn activiteiten zal aanvangen. Maar zodra het
gemeentebestuur een verzoek ontvangt tot toekenning van subsidie
wordt weer een studie losgeslagen over de vraag in hoeverre de ambte
lijke bemoeiingen van de eigen dienst moeten worden losgemaakt en
in hoeverre, als dat nodig is, moet dan de gelegenheid worden gege
ven aan andere instanties. Wordt er dan eenveel betere benadering
van het probleem bereikt, of betekent het alleen maar een verschui
ven van personen. Het zijn alle vragen, die al gedurende enkele
maanden onderwerp van studie uitmaken, niet alleen op ambtelijk
niveau, maar ook op het bestuursniveau binnen het college van bur
gemeester en wethouders. Toch hoopt spreker ten aanzien van dit
punt binnen niet al te lange tijd tot een resultaat te kunnen komen.
Spreker wil hierbij wel opmerken dat het ook noodzakelijk zal zijn
ten aanzien van dit en van soortgelijke punten contacten te hebben
met vertegenwoordigers of vertegenwoordigde lichamen van het on
derwijs.
Hiermede komt spreker op een volgend punt, dat door de heer
Broeders is aangeroerd» nl. de kwestie van samenspreking met or
ganisaties of organen van onderwijs, De heer Broeders vraagt zich
af of hetgeen tijd is dat, indien er dergelijke toporganen bestaan, de
samenspreking dient te worden bevorderd,
Spreker moet hierop antwoorden dat het natuurlijk voor burgemees
ter en wethouders al bijzonder prettig zou zijn dit overleg te hebben
ten aanzien van onderwijszaken op welk niveau dan ook met top
organen, die vertegenwoordigend kunnen optreden» voor welke
richting dan ook. Maar elke ingewijde weet dat men ten aanzien
van onderwijs maar niet zo vlot en niet zo gemakkelijk mag ver
wachten dat er organisaties zullen ontstaan of gestimuleerd kunnen
worden, die op elk niveau en in elke richting vertegenwoordigend
zijn» Ieder ingewijde zal weten dat men op dit terrein bijzonder
voorzichtig te werk moet gaan, vooral als overheid en dat men
steeds oog moet hebben voor de geschillen, die er bestaan, zowel
in denkrichting als in levensrichting. Niettemin hebben burgemees-