552 12 DECEMBER 1963. Dit is volkomen begrijpelijk omdat de woningnood nog altijd een van de kwalen van onze maatschappij is en derhalve van bijzonder grote betekenis. Het is te tijdrovend nogmaals te schetsen wat Breda in het verleden op dit punt heeft ondernomen om aan het woning tekort in een zo kort mogelijke tijd tegemoet te komen. Spreker verwijst daarvoor naar de desbetreffende raadsvoorstellen, waaruit de raad heeft kunnen vernemen hoede stand van zaken op het mo ment is. Ook het continubouwplan.dat over een periode van 3 jaar het woningbezit zal uitbreiden met 800 eenheden, en dat vol komen aansluit aan het door de nieuwe minister van volkshuisves ting en bouwnijverheid voorgestane systeem van continubouw en arbeidsbesparende methoden is daaronder begrepen. Spreker moet toch wel ten gunste van de vorige minister van volkshuisvesting en bouwnijverheid opmerken, dat het continu- bouwplan op stapel is gezet tijdens diens bewind en naar aanlei dingvan een circulaire, die door deze minister destijds aan de ge meentebesturen werd gezonden, welke circulaire de mogelijkheid behelsde om, los van het plaatselijk beschikbare contingent, uit een landelijk reserve-contingent van 8000 eenheden in de vrije sector te gaan putten, voor arbeidsbesparende bouw en continu bouw. Dit is voor Breda de allereerste aanleiding geweest om met dit arbeidsbesparende bouwplan te gaan beginnen. Hierdoor is Breda zeker niet de laatste in het land geworden, die er in slaagde een zodanig plan rond te krijgen. Het extra voordeel is, dat gedurende een termijn van drie jaar uit de pot van 8000 3 x 85 eenheden in de vrije sector buiten en boven het normale contingent beschikbaar komen. Wat betekent in 3 jaar 225 onge subsidieerde woningen extra, die niet verkregen zouden zijn, als er nu nog met het plan zou moeten worden gestart. De pot van 8000 was eenmalig en is verdeeld. Men kan over de wijze waarop de verdeling heeft plaats gehad van mening verschillen. De huidige minister acht zich echter gebonden door de toezeggin gen van zijn voorganger. Doordat de huidige minister de begrenzing van 25extra toeslag door arbeidsbesparende bouw heeft opgeheven leidt dit er dus toe dat naarmate men meer arbeidsbesparend bouwt men ook meer contingent ter beschikking krijgt. Dat dit een niet onbelangrijk ver schil uitmaakt ten opzichte van voorheen wil spreker aan de hand van enige cijfers demonstreren. Als men er van uitgaat dat de ge meente vorig jaar voor woningwetpremie- en vrije sectorwoningen een contingent had van in totaal 680 eenheden, en men rekent daarop 25% wegens arbeidsbesparende bouw, dan komt men van 680 op 850 eenheden, wat dus al een aanzienlijke stijgingsmoge lijkheid is. Daarnaast komt nu nog het concrete geval van Breda, waarbij door een extra contingent uit de pot van 8000 eenheden in de eerstkomende jaren kan worden beschikt over 935 eenheden. Het bouwplan in de Hoge Vucht heeft uiteraard consequenties

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1963 | | pagina 552