570
12 DECEMBER 1963
van de V.V.D. -fractie vernietiging van het raadsbesluit gevraagd
hebben hetgeen volgens hem de zaak een jaar vertraagd heeft stelt
sprekernogeensvoorop.dat hij het onderwijs, zoals hetaanl.o.m. -
scholen wordt gegeven uitermate belangrijk vindt en dat hij tevens
vindt, dat Breda op dit moment nog niet voldoende op dit punt ge
outilleerd is. Zeer node werd dan ook de stap gedaan om het ver
nietigen van het raadsbesluit bij gedeputeerde staten te vragen om
dat men vond dat de berekening van het aantal leerlingen niet juist
was. Op dit moment en nog voor een belangrijk aantal jaren i$ er
n.l. slechts plaats voor één zo'n school voor het niet katholieke
bevolkingsdeel. Er werd toen voorgesteld om te komen tot de stich
tingvan een compromis-school. Het bestuur van de protestant-chris
telijke school heeft daar zelfs niet over willen praten en spreker
meent, dat men van het bestuur een royaler houding had mogen
verwachten. Gedeputeerde Staten moeten binnen drie maanden op
het verzoek beslissen, zodat van een jaar vertraging geen sprake
kan zijn.
Aanvechtingen om in te gaan op de opmerkingen van de heer
Melzer over verruiming van het plaatselijk belastinggebied en de
centralisatie wil spreker zoveel mogelijk onderdrukken. In verband
hiermede wijst hij er op, dat de commissie inzake de verruiming
van het plaatselijk belastinggebied stond onder voorzitterschap van
de heer Oud en dat het voorstel daartoe afkomstig is van minister
Toxopeus. Beide heren zijn op politiek gebied nauw verwant met
de heer Melzer. Ten aanzien van hetgeen de heer Melzer gezegd
heeft over de muziekschool, waarin hij aanleiding vond het ver
trouwen in wethouder Bastiaensen op te zeggen zegt spreker, dat
hem dit laatste op dit moment onbegrijpelijk en voorbarig voorkomt
en hij kan zich ten deze aansluiten bij hetgeen de voorzitter, de
wethouder en de heer Broeders daarover reeds gezegd hebben.
Toen de heer Quadekker sprak over de financiële moeilijkheden,
die er bij de grote gemeenten zijn heeft hij toen hij adviseerde
derelaties met de Tweede Kamer te benutten, uitdrukkelijk inspre
kers richting gekeken. Hij heeft het voorrecht om in de fractie
commissie voor binnenlandse zaken te zitten, zodat hij soms een
heel klein steentje kan bijdragen in de discussie onder meer over
dit soort zaken. Kort geleden is in een openbare commissie-verga
dering ook het gemeentefonds aan de orde geweest. Door zijn frac
tie-genoot in de Tweede Kamer de heer Franssen is toen dit onder
werp bepaald behandeld in de geest zoals de heer Quadekker be
doelt. De heer Franssen heeft o. a. gezegd: "Daarnaast wijs ik erop,
dat de vele maatregelen te laat afkomen, b. v. de vaststelling van
de normen, en ook op het feit dat de aanvullende bijdragen niet
worden behandeld". En even lat er: "Wanneer mogen we de defini
tieve afrekening van de eerste jaren van de nieuwe regeling tege
moet zien? Als er niets gebeurt kan ik alleen maar concluderen,
dat de gemeenten niet meer instaat zullen zijn hun taken behoor
lijk te vervullen".