12 DECEMBER 1963.
571
Nog later: "Ziet de minister een mogelijkheid om voor 1966 het
aantal verfijningen en de bedragen, uit dien hoofde ter beschikking
gesteld, zo op te voeren, dat dan alle garantie-uitkeringen zijn ver
dwenen? Immers het zou natuurlijk wel zeer somber worden als we
van 1966 af ook nog zullen moeten beleven, dat de gemeente-be
sturen, die nu al niet uit kunnen komen, nog verder hun inkomsten
zien verminderen en zij er nog slechter voor komen te staan - als
dat nog mogelijk is - dan nu reeds het geval is".
Spreker meent, dat de heer Quadekker wat dit betreft dus op zijn
wenken bediend is. Bovendien komt morgen (vrijdag, 13 decem
ber 1963) het gemeentefonds in behandeling en zijn fractie zal er
dan ongetwijfeld indezelfde geest over spreken. De heer Meijsheeft
gezegd, dat hij niets verwacht van het benutten van relaties met
de Tweede Kamer en op een ander moment heeft hij gezegd, dat
de laatste invloed in dit opzicht is gelegen bij de Staten Generaal.
Naar sprekers gevoel blijktdaaruit.dat de heer Meijs weinig fiducie
fc. heeft in de fractie van zijn politieke vrienden in de Tweede
Kamer. Spreker denkt, dat als zijn politieke vrienden en die van
de heer Meijs samen over deze zaken dezelfde gedachte hebben
en dan daaruit ook de consequenties trekken, dat er dan wel iets
te bereiken zou zijn.
Spreker brengt vervolgens de voorzitter onder ogen, dat hij ten
aanzien van enkele door hem over de industrialisatie gestelde vra
gen geen antwoord heeft gehad. Hij heeft t. a.v. de toename van
het aantal industriële arbeidsplaatsen n. 1. gevraagd of de norm,
die in dit opzicht aan een stad als Breda gesteld mag worden nu be
reikt is.
Hij heeft begrepen, dat de voorzitter verwacht dat dit zal gebeu
ren, omdat we 500 nieuwe arbeidersplaatsen kregen en omdat nog
nieuwe vestigingen verwacht worden en omdat daarnaast nog een
beduidend aantal in de oude industrie zal ontstaan, zodat in 1963
de norm wel ruimschoots zal zijn bereikt. Ten aanzien van de toe
komstvisie van Prof. Thijsse, die spreker als uitgangspunt heeft ge
bruikt en waarbij de voorzitter gezegd heeft, dat een gedeelte
"science" en een gedeelte "fiction" is, is hij er zich van bewust,
dat prognoses op zeer lange termijn even grote mogelijkheden zijn
voor afwijkende meningen. Hij gelooft, dat wij er goed aan doen
er van uit te gaan, dat er zich dynamische en stormachtige dingen
gaaq voltrekken. Hij heeft daarbij het plan in hoofdzaken in het
geding gebracht en de voorzitter heeft gezegd dat dit beantwoordt
aan het streekplan van de provincie. Dit begrijpt spreker niet goed,
omdat er naar hij zegt geen streekplan van de provincie bestaat.
Wel bestaat er een structuurplan en als dit door de voorzitter be
doeld wordt, dan is dit probleem daarmede wel opgelost. Vooral
heeft hij gevraagd of de geprojecteerde woonwijken wel voldoende
zijn om een snelle bevolkingsgroei in de toekomst op te vangen.
Verder heeft hij nog gevraagd wat meer geïnformeerd te worden