12 DECEMBER 1963. 573 lettend toezicht zou worden gehouden en desondanks is er toch nog wel het een en ander gebeurd. Wethouder Meijs heeft gesteld.dat hetgeen spreker gezegd heeft over 240. 000, - voor "overige uitgaven", niet juist is. Hij meent dat dan het antwoord van burgemeester en wethouders niet duidelijk is, want daaruit heeft hij het toch begrepen, doch hij acht dit een ingewikkelde zaak en hij voelt zich op dit punt echt niet deskundig. Dat het onvermijdelijk is dief 9,500.000,- te handhaven kan hij begrijpen tot op zekere hoogte. Hij gelooft toch, dat in de toekomst overwogen zal moeten worden dat bedrag wat te verruimen, omdat we anders voor wat ons voorzienings-niveau betreft, niet dat punt kunnen bereiken wat we zouden moeten bereiken.Ook heeft de wet houder gezegd, dat de begroting van 1961, waarvan nu de rekening gepresenteerd is, al onder de nieuwe regeling viel. Spreker meent, althans dat heeft hij bedoeld te zeggen, dat er toen van die nieuwe regeling bijzonder weinig bekend was en dat we pas in 1962 zijn be gonnen met een nieuwe begrotingsopzet, waarbij een prognose voor een langere termijn is opgesteld. Ten aanzien van hetgeen wethouder Bastiaensen gezegd heeft, heeft spreker heel weinig op te merken, omdat hij en de wethouder elkaar ten aanzien van de culturele werkgemeenschap wel begrepen hebben. Ten aanzien van de opmerking van wethouder Van Boxtel zegt spreker, dat hij de schoolmelkvoorziening helemaal niet zwaar en principieel heeft gesteld. Hij voelt zich goed thuis bij de praktische benadering, die de wet houder aan deze zaak geeft. Verheugd is hij over de mededeling, dat er landelijk aan deze zaak aandacht is besteed. Ten aanzien van het zakgeld van de bejaarden heeft hij de tweede groep, waarover de wethouder heeft gesproken, bedoeld. Evenals de heer Broeders is spreker verheugd over de mededelingen die wethouder Vermeulen over de kleine bouwers heeft gedaan. Bij zonder verheugend vindt hij het initiatief van het college om Ratio- bouw een rapport te laten opstellen, waaruit voor de rijksoverheid kan blijken, dat de mogelijkheden groter zijn dan de contingenten die voor woningbouw beschikbaar zijn gesteld. Geen antwoord heeft hij gekregen op zijn vraag of het streefgetal van 1000 woningen per jaar nog juist is. Spreker gelooft verder, dat bij het opstellen van plannen heel erg rekening gehouden zal moeten worden met wat er in de toekomst nodig is. Tevreden is hij over de mededeling dat er een structuur onderzoek naar de binnenstad zal worden ingesteld, omdat dat gaat in de richting die hij gedacht had.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1963 | | pagina 573