592
12 DECEMBER 1963.
aandacht aan geschonken wordt, dat de nieuwe woonwijken ook voor
de toekomst te gebruiken moeten zijn. Met betrekking tot de uit
groei der stad zegt spreker nog, dat we het er over eens kunnen zijn
dat we binnen nu en 36 jaarverder een enorme uitgroei te verwach
ten hebben. Het is dan natuurlijk noodzaak, dat we eerst nagaan
wat we nodig hebben en dat we dan trachten de middelen daarvoor
te krijgen. Dit is voor iedereen een volslagen aanvaardbare en ook
juiste stelling. Anderzijds, vervolgt spreker, zijn we wel zodanig
praktisch ingesteld, dat we onder ogen durven zien, dat als we de
nodige kredieten zouden aanvragen voor het tot stand brengen van
de door de heerQuadekker gesuggereerde kruisingsvrije overgangen
bij alle belangrijke kruispunten, dat krediet geen genade zou vin
den in de ogen van de met goedkeuring belaste instanties. Derge
lijke kredieten zouden niet passen binnen de beschikbare middelen,
die we toch altijd nog voor het grootste deel uit het gemeentefonds
moeten krijgen en waarvan we overtuigd zijn, dat zij eigenlijk on
voldoende zijn voor een evenwichtige uitgroei van deze stad. Met
de heer Vis is hij het erover eens dat hier op landelijk niveau iets
moet gebeuren want de minister heeft in de Kamer gezegd, dat
naar het hem voorkomt de gemeenten met deze nieuwe financiële
regeling goed kunnen uitkomen. Dit laatste gaat beslist niet op voor
een gemeente met een omvang en een perspectief als Breda. Spre
ker hoopt, dat het inderdaad mogelijk zal zijn om ook hierin in de
toekomst op een bepaalde wijze te gaan voorzien. Het is niet zo,
dat het college op dit gebied niets onderneemt. Uit het investerings
plan blijkt.dat de hele waterafvoer naar de Moerdijk buiten de be
groting is gehouden, hetgeen betekent, dat daarvoor geen dekking
aanwezig is. Het beleid van het college is er op gericht om enige
druk te zetten op aide toezichthoudende instantiesom te bereiken,
dat deze kosten niet ten laste van het budget der gemeente Breda
komen. Een ander voorbeeld is het hoogspoorplan, waarvan terecht
ook slechts een gedeelte der kosten is opgenomen in het investerings
plan dus ook maar voor een gedeelte is voorzien van dekkingsmid
delen uit eigen middelen. Men kan natuurlijk op dit terrein veel
ondernemen doch de vraag blijft of dat overal begrepen en gehono
reerd zal worden.
Spreker zegt verder van de heer Vis begrepen te hebben, dat deze
blij is met het toegezegde structuur-onderzoek, waarvan het rapport
binnen afzienbare tijd aan de orde zal worden gesteld.
De heer Vis heeft verder nog een opmerking gemaakt over het open
baar vervoer, Hij wil deze materie hoofdstudie maken van de gefor
meerde werkgroep "verkeer en vervoer" en hij poneert daarbij de
stelling dat het openbaar vervoer primair goed moet functioneren
en dat de vraag of het al dan niet rendabel is van secundair belang
is. Spreker antwoordt daarop, dat deze stelling in zijn algemeen
heid wel acceptabel is, Hij meent dat er een moment kan komen,
waarop het algemeen vervoersbelang zodanig op de voorgrond treedt,
dat we zullen moeten accepteren, dat het niet helemaal rendabel
is. Hij vraagt zich echter af of dit moment te Breda al bereikt is.