12 DECEMBER 1963. 593 Het college meent voorshands van niet en spreker gelooft dan ook niet, dat het probleem in Breda die omvang heeft om er een zin volle studie aan te kunnen wijden. Spreker zegt de heer Vis toe, dat hij diens suggesties in de eerder genoemde werkgroep zal be spreken en dat hij zal doen nagaan of er aanleiding bestaat op de gedane suggesties in te gaan. Spreker zegt van de heer Vis in 2e instantie te hebben begrepen, dat hij gezegd zou hebben, dat het niet helemaal zeker is of par keergarages rendabel zijn. Hij wil er nog eens met nadruk op wij zen, dat onder de huidige situatie parkeergarages beslist niet ren dabel zijn. Men kan wel optimistisch zijn omtrent de tijdsduur, waarbinnen die garages wel rendabel zullen worden, doch dan moet men het zo zien, dat, willen die garages betekenis hebben voor de city, ze niet al te ver van de city gesitueerd moeten worden. Ze zullen voor het overblijvende stadsdeel de toegankelijkheid tot de binnenstad op een zeer aantrekkelijke wijze mogelijk moeten maken. In Nederland moet men nog wennen aan het genot om te kunnen parkeren en wanneer de parkeerruimte op de duur zeer schaars gaat worden zal men voor dat genot moeten gaan betalen. Nu is er die mentaliteit nog niet. Spreker geeft de verzekering dat het college doende is zich ter zake te oriënteren en dat ook al besprekingen hebben plaats gehad met diverse instanties, die parkeergarages zouden willen gaan bouwen. Het is echter nog niet zover, dat te dezer zake een concreet plan ter tafel kan worden gebracht. De heer Vis heeft goed begrepen, dat het niet zo eenvoudig is om met keuzewoningen van start te komen. Spreker belooft hem graag, dat, wanneer er mogelijkheden liggen voor Breda het college daar van zeker gebruik zal maken, omdat de bouw van dergelijke wo ningen vanwege de hogere toelage van het rijk, waardoor de huur verlaagd wordt, een aantrekkelijke zaak is. Overigens gelooft spreker, dat het inderdaad een meevallertje zou zijn, als het in het algemeen, dus los van de keuzewoning, mogelijk zou zijn de bijdrage op de woningwetwoning te verhogen. De waardering, die de heer Melzer heeft uitgesproken voor alles wat er te Breda aan de woningbouw gebeurt, wil spreker gaarne accepteren en overbrengen aan de ambtenaren, die er bij betrokken zijn. De opmerking van de heer Melzer over het cadettenhotel heeft spreker begrepen als een waarschuwing om voorzichtig te zijn ten opzichte van datgene wat er in de binnenstad aan bouwsel tot stand komt. De heer Quadekker is goed geïnformeerd geweest met de situatie aan de van der Borchlaan, zegt spreker. De heer Quadekker vraagt of degenen die willen medewerken aan het tot stand komen van een deugdelijke waterkering de dupe moeten worden van degenen die daaraan geen medewerking willen verlenen en of daaraan van gemeentewege niets te doen is. Spreker antwoordt, dat we ener-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1963 | | pagina 593