628 13 DECEMBER 1963. Wethouder MEIJS deelt mede dat de vraag niet gesteld was en zodoende heeft hij zich hierop niet kunnen prepareren. Wanneer hij de specificatie echter thans zo nog eens doorloopt dan kan hij verklaren dat de genoemde kredieten berusten op raadsbesluiten. Hierna wordt de begroting van de gemeentelijke leningsdienst vastgesteld. ALGEMENE DIENST. HOOFDSTUK I EN II worden zonder beraadslagingen vastgesteld. HOOFDSTUK III, De heer VIS deelt mede, dat zijn fractie voor de aanvang van deze raadsvergadering nog een bespreking heeft gehad over de dis cussies die gisteren hebben plaats gevonden ten aanzien van de bier feesten. Hij zou daarover graag een verklaring afleggen. De VOORZITTER zou eigenlijk aan de raad willen vragen of hij bij de behandeling van het hoofdstuk "openbare veiligheid" met het aanhoren van deze verklaring akkoord gaat. Hij vindt voldoen de reden om niet alleen aan de raad doch ook aan zichzelf deze vraag te stellen en betwijfelt het toch werkelijk of in het kader waarvoor de raad hier zit en wat er reeds over gezegd is, er bij de behandeling van dit hoofdstuk verder op ingegaan moet worden. Bij voorbaat stelt spreker vast dat wanneer er vragen aan hem ge steld worden hij daarop thans geen antwoord meer zal geven. Hij heeft dit in de vorige raadsvergadering ten volle gedaan. De heer VIS merkt op dat door zijn fractie over dit onderwerp vragen zijn gesteld bij dit hoofdstuk en dat hij als fractie-voorzit ter daarover zijn mening heeft gegeven. Spreker heeft zonder na der overleg met zijn fractie moeten antwoorden op hetgeen door de voorzitter van de raad over deze materie is gezegd en ofschoon hij getracht heeft het standpunt van de fractie zo goed mogelijk weer te geven, zijn er toch nog wel zodanige nuances, dat hij het noodzakelijk acht dat er thans nog een verklaring wordt afgelegd. De V OORZIT TER wil een eenzijdige verklaring gaarne aanhoren. Dat de raad dit ook wil doen komt hem aannemelijk voor. De heer Vis zal evenwel toch niet bedoelen dat hij zijn standpunt nog een keer uiteen zal zetten. Hij geeft gaarne de gelegenheid aan de heer Vis om zijn verklaring af te leggen. De heer VIS zegt dat zijn fractie er zich van bewust is dat de verantwoordelijkheid met betrekking tot de openbare orde ten aan zien van de bierfeesten berust bij de voorzitter van de gemeente-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1963 | | pagina 628