632
13 DECEMBER 1963.
Deze motie luidt:
De raad der gemeente Breda,in vergadering bijeen op 13 decem
ber 1963, is van mening dat de bierfeesten:
a. een ernstige bedreiging vormen voor de verkeersveiligheid in
Breda en omgeving;
b. een ongunstige invloed uitoefenen op het gedrag van de op
groeiende jeugd;
c. een stroom bezoekers naar Breda trekt, al of niet gemotoriseerd,
op wier aanwezigheid geen prijs wordt gesteld;
d. dé reputatie van de stad Breda in ernstige mate schaden
en verzoekt het college van burgemeester en wethouders de bier
feesten met alle haar ten dienste staande middelen te verhinderen,
onder meer door het niet meer ter beschikking stellen van het Chas-
sé-terrein.
De VOORZITTER constateert dat er voldoende stemmen zijn om
de motie in stemming te brengen.
De heer VIS deelt mede, zo hij de heer Van der Zwangoed be
grepen heeft, dat diens bezwaar gaat tegen de naam en de opzet
vari de feesten. Zo de voorzitter dus in deze richting een duide
lijke toezegging zou kunnen doen dan weet spreker niet in hoever
re de heer Van der Zwan zijn motie zal handhaven.
De VOORZITTER neemt aan dat de raad zich over deze motie
zal uitspreken gezien in het licht van al hetgeen in het verleden en
in de toekomst gezegd is, zoals hij en de wethouders het zien. De
maatregelen, die door spreker reeds in een vorige vergadering ge
noemd zijn, moeten toegepast worden. De naam voor de feesten
acht hij niet zo belangrijk. Hij is geen ideeënbus voor namen en
hij kan zich voorstellen dat de industrie of de organisatoren aan het
feest een andere naam zullen geven. Spreker zal dan de laatste zijn
die zich daartegen verzetten zal, doch hij gelooft niet dat het op
zijn weg ligt om dit te suggereren en toch zeker niet om dit als
voorwaarde te stellen. Het niet handhaven van de naam kan hij
voor de toekomst dus zeker niet als voorwaarde stellen.
De heer VIS vraagt of de voorzitter stappen wil ondernemen om
aan de industrie te suggereren de naam te veranderen. Het wordt
voor spreker danveel gemakkelijker het standpunt van de voorzit
ter te blijven volgen.
De VOORZITTER antwoordt dat het doen van die suggestie niet
op zijn weg ligt.
Zode organisatoren de suggestie, die thans reeds uit het midden van
de raad wordt gedaan, niet opvolgen, zal dat geen wijziging in
zijn standpunt geven.