640
13 DECEMBER 1963
Tenslotte zegt spreker dat de gewenste samenspraak kan plaats
vinden, zij het dat het onderwerp van gesprek zal worden afge
grendeld tot hetgene wat werkelijk de gemeente regardeert.
De heer BROEDERS is inderdaad van mening dat uitgegaan moet
worden van de situatie in Breda. Hij heeft geen behoefte om over
de landelijke situatie veel te zeggen. Persoonlijk heeft hij op lan
delijk niveau helemaal geen invloed op de zaak. Wellicht is dit
voor de heer Vis anders gelegen. Spreker dacht dat het toch nuttig
zou kunnen zijn om als eerlijke mensen eens bij elkaar te gaan
zitten, door praktisch de situatie te gaan bekijken.
Indien de voorzitter dan aan deze mensen dus duidelijk maakt dat
er eigenlijk met deze nakeuring doorgegaan moet worden en zo
daarover overeenstemming bestaat, dan zou ook voor de voorzit
ter dit een winstpunt kunnen zijn.
Hij is voorstander om eens bij elkaar te komen om daardoor een
opening aan de zaak te geven. Dit past naar zijn mening in de
open samenwerking waarnaar door allen gestreefd wordt.
De heer VIS merkt op dat de voorzitter heeft gezegd dat de na
keuring op films eigenlijk niet op gemeentelijk niveau aan de or
de behoort te komen. Maar in het artikel, waaruit door hem stuk
ken geciteerd zijn, heeft de schrijver duidelijk laten merken dat
het bij voorkeur wel een gemeentelijke zaak is.
Wat de filmkeuring betreft dient bovendien opgemerkt te worden
dat deze bevoegdheid nimmer een regeringszaak, maar altijd een
zuivere gemeentelijke en burgemeesterlijk politionele bevoegd
heid is geweest, behorende tot het toezicht op de schouwburgen
ex artikel 221 van de gemeentewet totdat de wetgever in 1926
deze burgemeesterlijke taak ten aanzien van het nieuwe type
schouwburg nl. de bioscoop tot rijkszaak heeft gemaakt. De bios
coopwet is dus te beschouwen als een lex specialis op artikel 221
der gemeentewet.
Het zal ook wel bekend zijn dat de gemeentelijke nakeuring bij
amendement in de bioscoopwet is gekomen.
Overigens zou spreker nog willen herinneren aan hetgeen de heer
Melzer hier heeft geciteerd over de lagere organen die hebben af
geleerd belangrijke beslissingen te nemen. Hij gelooft toch wel
dat men niet bang moet zijn om in deze raad met elkaar in pais
en vree over deze zaak te gaan praten. Hij noemt het hartverwar
mend dat de heer Broeders zich in deze zo bijzonder positief heeft
uitgelaten over zijn voorstel om tot een samenspraak te komen.
Spreker gelooft dat hij met de voorzitter over deze aangelegen
heid van mening zal blijven verschillen. Ook de gedachten van
de heer Van derZwan houden beslist niet de tegenspraak in die de
voorzitter hierin denkt te vinden. Ook is hij het niet eens met de
mening van de voorzitter dat er van een niet evenwichtige bena
dering van het probleem sprake zou zijn.
De bezwaren die de heer Van der Zwan heeft geuit zijn toch wel