648 13 DECEMBER 1963. uit de mond van wethouder Meijs kunnen beluisteren dat het toch wel reëel is waar de kleine verbruiker 20 cent per m3 betaalt voor in het riool gebracht water en dat de industrie dan toch maar zo'n klein bedrag betaalt. Deze redenering is naar zijn mening niet juist omdat men 2 ongelijke grootheden vergelijkt. Er is nl. een groot verschil tussenwater van de kleinverbruiker en het water dat in grote hoeveelheden als produktie middel dient voor de industrie. Zoals spreker reeds heeft gezegd, is het hem niet duidelijk hoe burgemeester en wethouders aan de raming voor 1963 van 80.000,- gekomen zijn. Immers de aangiftebiljetten voor het rioolrecht 1963 zijn in de 2e helft van september van dit jaar in handen van de be trokken ondernemingen gekomen. Uit deze aangiftebiljetten moet toch de betreffende dienst afleiden over hoeveel m3 het nu eigen lijk gaat en als men dit weet, behoeft men het aantal m3 slechts te vermenigvuldigen met 3 cent, waardoor een bepaald bedrag uit de bus komt. Spreker kan nu reeds voorspellen dat dit verre boven de 80.000,- zal uitgaan, omdat het hembekend is dat een van de 50 belasting plichtige ondernemingen reeds meer dan de helft van het geraam de bedrag zal moeten betalen. Deze ondernemer wordt nu genoemd een "grote lozer", maar spre ker gelooft dat men deze industrie een "big looser" kan noemen. Achteraf wordt nu vastgesteld dat de raming, die in 1962 is voor gelegd aan de raad eigenlijk nergens op gebaseerd is of naar zijn vermoeden een onjuiste basis heeft gehad, omdat men slechts uit gegaan is van het aantal m3 water dat door de gemeente aan de industrie wordt geleverd. Men heeft niet in de berekening het gro te aantal m3 water die de industrie zelf uit haar eigen bronnen haalt, opgenomen. Spreker vraagt zich dus af, nu toch vaststaat dat aan de raming van de opbrengst 1963 geen waarde kan worden gehecht, welke waar de men moet hechten aan de verhoging van net bedrag per m3 wat moet dienen om een hogere opbrengst van f 100.000, - te verkrij gen en om de begroting 1964 sluitend te maken. Het spijt spreker, doch de eerlijkheid gebiedt hem dit, te moeten constateren dat bij deze zaak niet van een ernstige voorbereiding kan worden gesproken. Hij vindt het bijzonder jammer dat men nu zonder meer en dus wetende dat deze zaak niet ernstig voorbe reid is, de raad plaatst voor een nieuwe taxatie, die naar zijn me ning uit de lucht gegrepen is. Wethouder Meijs heeft gezegd dat de geraamde hogere opbrengst van 100.000,- wellicht mee zal vallen en dat de raad hiermede verheugd kan zijn omdat de ver hoogde opbrengst goed gebruikt kan worden om andere zaken die thans nog niet bekend zijn te realiseren. Dit is naar spreker's oor deel geen juiste visie. Indien er andere zaken aan de orde moeten komen dan zullen bur gemeester en wethouders de raad hierover moeten inlichten en de financiële consequenties daarvan moeten mededelen. Bij deze

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1963 | | pagina 648