660
13 DECEMBER 1963.
initiatief als bij eigen organen. Spreker is van mening dat dit naar
dezelfde normen beoordeeld moet worden. Zowel bij de overheid
als bij het particulier initiatief is het een zaak van algemeen wel
zijn. Voor dit aspect wil spreker in tweede instantie graag de aan
dacht vragen.
De heer VAN DEN EEDEN is door de mededeling van de wet
houder gerustgesteld. Indien men eventueel tot verstrekking van
maaltijden overgaat zou hij graag zien dat naar buiten niet de
schijn van bedeling wordt gewekt.
Mevrouw DE BONTE merkt op dat een bejaardencommissie is
gevormd wier taak het ook is te onderzoeken of de bejaarden in de
stad een warme maaltijd behoeven.
Wethouder VAN BOXTEL is van mening dat^cloor de heer Van
Casteren opgeworpen vraag zich leent tot eindeloze discussies.
Over het probleem van de eigen middelen breken nieuwe visies
door. Spreker is het met de heer Van Casteren eens dat het pro
bleem van eigen middelen een steeds knellender vraagstuk wordt.
De behoeften worden groter en het gebied waaruit de middelen
worden geput blijft praktisch hetzelfde. Dit is een probleem dat
wordt onderkend en bij het bepalen van het beleid in het oog wordt
gehouden.
Er zijn nieuwe inzichten aan het doorbreken. Het sedert tientallen
jaren gevestigde instituut: "het hebben van eigen middelen" is aan
openbreking onderhevig. Dit verschijnsel heeft zich in het K. S.C.
latent gedemonstreerd. De parochie-gemeenschappen zoudenvoor
een toevoer van geldelijke middelen moeten zorg dragen. Spreker
stelt echter primair dat het een zaak van het K. S.C. is tot verdere
uitdieping te komen. De zaak is zich echt volledig en volop aan
het ontwikkelen en er zijn nog wel mogelijkheden. Het is echter
niet zo dat dit standpunt zou moeten worden gehanteerd om die
ontwikkeling onzerzijds af te dwingen, dit zou onjuist zijn.
Wat betreft de opmerking over de discriminatie bij de beoordeling
of personeelsuitbreiding nodig is wil spreker uitgaan van hetgeen
hij morgen nog zal zeggen. In een bijzonder open sfeer en zeer
uitputtend zal over eikaars zaken worden gesproken. Kennelijk is
echter de tijd nog niet gekomen dat men dit zo zonder enige be
vangenheid ten opzichte van elkaar doet. Dit is op zich helemaal
niet zoverwonderlijk en hij stelt dit ook niet als een verwijt. Naar
mate het gesprek verder op gang komt en wat dat betreft zit men
al in een zeer gelukkige fase, zal deze achterdocht steeds meer
verdwijnen men zal erkennen dat, zelfs als er geen sprake is van
financiële afhankelijkheid, er een verhouding overheid - particu
lier initiatief aanwezig is. Dat is namelijk geen kwestie dat de
een van de ander geld ontvangt; het is een kwestie van institutio-
nalisatie van de taak. Op al die terreinen hebben zowel de over
heid als de particuliere instanties hun eigen taak en geld of geen
geld, die verhouding ten opzichte van elkaar is er.