66 13 FEBRUARI 1963. onze tegenwoordige geachte secretaris benoemd. Was het geen non sens geweest dan was secretaris Van Woensel niet hier. Daarna in 1936 kregen wij burgemeester Van Slobbe, die als oud officier de gemeentelijke organisatie op militaire leest schoeide en dit in tegenstelling met zijn voorganger, die het beleid zeer soepel voerde. Iedere tijd krijgt zijn bestuurder, die het verdient. Hij heeft de stad strak en goed bestuurd en als ik aan hem denk worden altijd nog gevoelens van afkeer in mij opgeroepen wegens het leed dat hem is aangedaan door de schorsing bij de bevrijding; geheel ten onrechte. Maar met voldoening denk ik dan terug aan de gunstige resultaten die een petitie heeft opgeleverd ingezonden op mijn in stigatie, waardoor hij weer in zijn functie werd hersteld. Het is te begrijpen dat de schande die hem was aangedaan hiermede niet ge heel was weggenomen. Inmiddels was ik op aandringen van de heren Struycken, Kroone en Loonen en onder goedkeuring van alle andere leden voorzitter geworden van de fractie r.k. Staatspartij. Na het aftreden van bur gemeester Van Slobbe deed burgemeester Prinsenzijn intredeinonze stad. Hij was democratisch van instelling en zoals burgemeester Van Sonsbeeck een zeer goed redenaar. Dit talent hanteerde hij niet zo zeer in de raadsvergaderingen. Hij sprak daar meer in een gemoe delijke toon en liet de uitdrukking "hu is ho is" nog al eens horen als hij het met bepaalde opmerkingen niet eens was. De faam die hem vooraf ging bij zijn komst dwong ons raadsleden tot een zekere reserve, maar al spoedig bleek dat zijn bestuursda den zegenrijk waren voor de stad. Een van zijn vele goede eigen schappen was zijn sportiviteit die hij demonstreerde als hij in de besluitvorming verliezende partij was. Zo heb ik ervaren dat op ZIJN voorstel de verdediging van de kwestie over de havendemping (waar hij tegen was) aan mij werd toevertrouwd.de enige voorstan der van het college van toen. Als fractie-voorzitter werd ik indertijd met de andere fractie-voor zitters - de woorden senioren-convent werden eerst veel later ont dekt - uitgenodigd om kennis te nemen van de maquette, opgesteld in de raadzaal, naar de visie van de heren Granpré - Molière en Peutz en in aanwezigheid van deze heren. Het staat mij nog leven dig voor de geest, dat de Flierstraat uitmonde bij de melkfabriek St. Martinus - ik durf deze naam nu gerust voluit te noemen, nu de heer Quadekker toch zwemt in de limonade - de functie van win kelstraat was toegedacht. Op mijn opmerking dat de winkels beter in het centrum geplaatst konden worden, daar niet aangenomen kon worden, dat de consument naar het einde van de Flierstraat zou lo pen voor de dagelijkse benodigdheden, kreeg ik toen een ontwijkend antwoord, maar ik weet, dat er in de Flierstraat nu geen winkels zijn. Ook komt in mijn gedachte, als ik aan burgemeester Prinsen denk, de onderhandelingen met het departement van oorlog over het af staan van een gedeelte Valkenberg, waarbij ik toen staande de ver gadering voorstelde om als tegenprestatie de ruimte achter de Lange Stallen als weg aan de gemeente af te staan. Dat voorstel werd door burgemeester Prinsen overgenomen en door hem persoonlijk tot het bekende gunstige resultaat gebracht. Een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1963 | | pagina 66