73
13 FEBRUARI 1963.
ker, komen burgemeester en wethouders tot de verklaring, dat de
stichting van de school verantwoord is. Hij heeft er bezwaar tegen,
dat een aantal leerlingen van het openbaar en bijzonder neutraal
onderwijs in deze berekening betrokken zijn.
Spreker merkt op, dat, als men de cijfers van de bestaande 1. o.
m. -school in Breda nagaat, men komt tot 72 leerlingen van deze
school, die uit Breda afkomstig zijn. In Tilburg komt men dan tot
92 leerlingen woonachtig in Tilburg. Indien men de 1 7° voor Breda
hanteert dan zou men tot 120 leerlingen uit Breda moeten komen.
Voor de gemeente Tilburg zal dit aantal nog hoger moeten liggen
namelijk op 140. Van de leerlingen, die de bestaande 1. o. m. -
school in Bréda bezoeken zijn er drie, die van een andere gods
dienstige richting zijn dan katholiek of protestant-christelijk. In
Tilburg zijn er dat twee. Indien spreker het percentage van burge
meester en wethouders hanteert zouden deze cijfers respectievelijk
13 en 6 moeten zijn. Hij concludeert hieruit dat er bij de voorstan
ders van openbaar en neutraal onderwijs bepaald zijn, die een aver
sie hebben tegen bijzonder onderwijs aan een 1. o. m. -school door
hun kinderen te laten volgen. Burgemeester en wethouders hebben
bij hun prognose echter met deze bezwaren geen rekening gehouden.
Spreker is van mening, dat burgemeester en wethouders op een
andere wijze het aantal leerlingen, dat de school zal bezoeken had
kunnen peilen. Wellicht hadden burgemeester en wethouders de zo
genaamde ouderverklaringen kunnen laten overleggen. In hetb. 1. o. -
besluit wordt dit imperatief voorgeschreven.
Een ander bezwaar heeft hij nog namelijk dat in het aantal leerlin
gen, dat de school in Breda zal gaan bezoeken ook de kinderen van
zes en zeven jaar zijn opgenomen komende uit de rayon-gemeen
ten, waaronder ook Bergen op Zoom is. Hij betwijfelt of deze ouders
dergelijke kinderen op de trein zullen zetten naar Breda.
In de vergadering van de afdeling onderwijs heeft spreker het
percentage van 1 aanvaardbaar genoemd. Maar naderhand heeft hij
cijfers van de 1. o. m. -scholen in Breda en Tilburg gekregen, waar
uit blijkt dat in 1961 aan de r. k. 1. o. m. -school Breda 72 r.k. leer
lingen zijn. Zoals dit reeds eerder door hem is gestéld, zouden dat,
de 1 "jo regel hanterende, er 120 moeten zijn.
In Breda is dit dus slechts 0,6 °]o. In Tilburg ligt het percentage op
0,7. Spreker meent hieruit de conclusie te moeten trekken dat 1 70
geen juiste basis is. Bovendien is het betrekken van Tilburg in het
rayon Breda, naar zijn mening, eveneens niet juist. De gemeente
Tilburg heeft namelijk een eigen streek-functie.
Spreker had het beter gevonden indien burgemeester en wethou
ders zich hadden georiënteerd door het inwinnen van inlichtingen bij
de hoofden van scholen, die naar zijn mening door hun ervaring een
goede voorlichting aan burgemeester en wethouders hadden kunnen
geven.
Tenslotte betreurt spreker het dat de te stichten school een pro
testant-christelijke signatuur krijgt. Uitgaande van de berekeningen
van het schoolbestuur komt hij voor Breda tot tien protestant-chris
telijke leerlingen en 13 anderen. Uitgaande van het rayon zullen
deze cijfers ongeveer liggen op respectievelijk 39 en iets minder dan
35. Het is duidelijk dat de andere groeperingen namelijk de voor-