77
13 FEBRUARI 1963.
ge algemeen landelijk geldt en als percentage veilig kan worden
aangenomen. Bovendien mag men niet vergeten dat de deskundigen
van het ministerie van onderwijs, kunsten en wetenschappen dit per
centage hanteren bij de beoordeling of de school voor rijkssubsidie
in aanmerking komt. Er is voor de plaats Breda geen reden van dit
percentage af te wijken.
Dat bij de aanvangsperiode de 1 niet direct zal worden ge
haald noemt spreker begrijpelijk, omdat bijzondere typen van scho
len eerst bekendheid en waardering moeten verkrijgen. Vooral om
trent de bekendheid ontmoet men in onderwijskringen de vreemdst
mogelijke dingen. Dikwijls blijkt dat een hoofd van een school echt
niet weet wat voor soorten onderwijs er in zijn eigen stad zijn.
De heer Rattink, zo vervolgt spreker, heeft met grote nadruk
naar voren gebracht dat het aantal niet katholieken dat de reeds be
staande 1. o. m. -school in Breda bezoekt zeer gering is. Hij gelooft
dat gesteld mag worden dat protestant-christelijken bij voorkeur hun
kinderen niet naar een katholieke 1. o. m. -school zullen zenden.
Maar dit is een bewijs temeer dat bij protestant-christelijken een
gerechtvaardigd verlangen bestaat om op deze wijze een eigen
school te verkrijgen.
Op de vraag die door de heer Rattink is gesteld betreffende de
ouderverklaringen kan spreker mededelen dat in het verleden reeds
diverse malen gebruik is gemaakt van sociografische gegevens. Bur
gemeester en wethouders achten deze gegevens objectief. Indien bij
het ene geval gebruik wordt gemaakt van sociografische gegevens
en bij het andere geval, zonder dat er bijzondere redenen zijn van
ouderverklaringen, dan zou aan burgemeester en wethouders verwe
ten kunnen worden dat zij geen gelijkmatig beleid voeren.
Spreker ziet aiet in waarom in dit geval van de reeds enige tijd
gevolgde methode zou moeten worden afgeweken. Ook niet, als
binnen de 45 minuten reisduur het aantal protestante leerlingen 3.908
bedraagt en dit met toepassing van de 1 "/o-regeling slechts 39 pro
testant-christelijke leerlingen voor de te stichten school zal ople
veren.
Voor de stichting van een 1. o. m. -school wordt een vereist aan
tal leerlingen verlangd van 44. Indien men de 1 °]o ook op de open
bare en bijzondere neutrale scholen toepast, dan kan met aan ze-
kerheidsgrenzende waarschijnlijkheid toch wel worden geconcludeerd
dat daaruit de vijf ontbrekende leerlingen zullen komen. Bovendien
is er buiten de reisduur van 45 minuten een gebied namelijk de west
hoek van Brabant, waarvan men mag veronderstellen, zo men aan
protestant-1. o. m. -onderwijs behoefte heeft, dat men de leerlingen
naar de te stichten school in Breda zal zenden.
Bovendien wijst spreker er op, dat ofschoon de wet stelt dat een
aantal van 44 leerlingen vereist is, de Kroon een afwijking hiervan
kan toestaan.
Ten aanzien van het niet plegen van overleg wijst hij er op dat
er in Nederland vrijheid van onderwijs bestaat en het recht bestaat
voor iedere stichting of organisatie om een aanvrage in te dienen
om een school te mogen stichten. Wanneer de wet voorschrijft dat
hiervoor de nodige handtekeningen moeten worden overgelegd, doch
uit de jurisprudentie blijkt dat dit geen strikte vereiste is maar ook