11 MAART 1964. 133 De heer VAN CAULIL zegt, dat hij op de aanvullende agenda gezien heeft, dat punt 45 vervallen is en dat hij toen dacht, dat punt 45 wel gehalveerd zou zijn. Na hetgeen hij reeds gehoord heeft heeft hij dat idee niet meer. Hij meentveilig te kunnenstel- len, dat deze zaak niet voldoende onderzocht is en dat er niet vol doende gegevens zijn. Hij vraagt zich af of de nieuwe schouwburg straks niet een hinder van de kermis zal ondervinden. Het personeel van het gemeentehuis zegt, dat er nu tijdens de kermisweek niet te werken is. Toch wordt nu voorgesteld de kermis blijvend inde buurt van het nieuwe stadhuis te laten houden. Met de heer Broeders is spreker van mening dat het ziekenhuis en ook de gevangenis tijdens de kermis veel geluidshinder zullen on dervinden. Hij meent dat met al deze aspecten rekening zou moeten worden gehouden en dat nog eens terdege moet worden onderzocht of dit nu de juiste plaats voor de kermis in de toekomst is. Als men zegt, dat de hinder verminderd kan worden meent spreker dat niet gesteld kan worden, dat er een kermis zal komen zonder geluidshinder, want hij gelooft niet dat de exploitanten gebruik zullen gaan maken van zeepbellen. Hij kan zich wel indenken.dat verschillende dingen door het college wel overwogen zijn vooral door de wethouder van financiën, die, zoals een goed landbouwer dat met zijn beste melkvee doet, toch wel rekening zal houden met zijn melkkoetjes. Met melkkoetjes bedoeld hij de middenstand, de horecabedrijven en de kermisexploitanten. Daarom vertrouwt hij er ook op dat met deze mensen nog eens overleg gepleegd zal worden. Het gaat vooal om de kleine horecabedrijven die met de verplaatsing toch wel het hardst getroffen worden. De heer VIS zegt, dat het voorstel op de eerste plaats wordt ge argumenteerd met de noodzakelijkheid van de goede afwikkeling van het verkeer, waarbij onderscheid is gemaakt tussen verkeers veiligheid en verkeersbelemmering. Hij gelooft, dat dit argument inderdaad erg zwaar weegt en dat het ook zwaar mag wegen. Als wij de kermis in Breda willen handhaven en spreker neemt aan dat de raad daarvan uitgaat, dan zal naar een oplossing gezocht moeten worden. In de derde alinea van het stuk staat: "Om tot een zo bevredigend mogelijke oplossing te komen". Spre ker is van oordeel, dat hier van een volkomen bevredigende op lossing geen sprake is. De oplossing, die nu gepresenteerd wordt, is niet bevredigend heeft hij begrepen. Niet bevredigend voor de kermisexploitanten, niet bevredigend in verband met de ligging van het ziekenhuis en ook niet in verband met de gevangenis. Er zijn bezwaren bij de horecabedrijven en er zou ook bezwaar kun nen rijzen bij de scholen, die gebruik maken van het sportterrein. En tochondanks het feit, dat we hier te maken hebben met eenon- bevredigende oplossing zegt spreker geen andere oplossing te zien.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 133