142
11 MAART 1964.
Wel is spreker teleurgesteld door het argument dat de wethouder
ter tafel heeft gebracht nl. dat van de brand. Het lijkt hem wel
een reëel argument, doch hij had het liever opgenomen gezien in
het preadvies.
Tot slot vraagt spreker of de hem bij de behandeling van de begro
ting 1963 toegezegde urinoirs op het terrein geplaatst worden als de
kermis daarop wordt gehouden.
Wethouder MEIJS gelooft, dat de heer Broeders het verkeerd ziet
als hij zegt, dat het hem aan zakelijke gegevens ontbreekt. Als
het college de indruk zou willen wekken.dat de verschillende met
name genoemde instellingen het houden van de kermis op hetChas-
sé-veld zouden toejuichen, zou de raad terecht kunnen zeggen,
dat hij daarover wel eens nadere inlichtingen zou willen hebben.
Het college neemt echter aan, dat er bezwaren bestaan tegen het
verplaatsen van de kermis. De een heeft bezwaar om deze reden
en de ander om die reden, dat ligt verschillend al naar gelang de
aard van de persoon of de instelling.
Ten aanzien van de opmerkingen van de heer Broeders inzake de
verkeersbelemmeringen en de verkeersveiligheid zegt spreker, dat
we vanmiddag nog door de radiohebbenkunnenhoren.dat te Utrecht
door de vele auto's op de weg endoor de verkeersbelemmeringdie
daardoor ontstond de verkeersveiligheid zodanig in de war is geko
men, dat er vier doden zijn om nog maar niet te spreken van de
vele gewonden. De heer Broeders heeft verder nog gesteld, dat de
uitvoering van het Havenproject maar van tijdelijke aard is. Dit
is ook wel zo, doch het zal toch wel twee jaar in beslag nemen
voordat het voltooid is en het zou toch wel heel erg zijn als we ge
durende die tijd, met de moeilijkheid van een praktisch aan alle
zijden afgesloten binnenstad zouden zitten.
Verder zijn er voorbeelden van bijv. Nijmegen waaruit blijkt, dat
het houden van de kermis op een afgesloten terrein toch wel goed
werkt.
Ten aanzien van de door de heer Van der Werff gemaakte opmer
king inzake het argument van de brand zegt spreker, dat de heer
Van der Werff wanneer hij 's-avonds in zijn stoel zit en gaat na
denken, toch ook wel eens tot nieuwe gedachten zal komen, en
dat het erg zou zijn als hij daarin niet zou slagen. Het zou prettig
geweest zijn wanneer die gedachte eerder bij het college was opge
komen, maar het is nu nog niet te laat.
Het voorstel vandeheerKoertshuisvan bordjes met "Verboden toe
gang" bij het sportterrein te plaatsen vindt spreker in theorie wel
aardig, doch hij meent dat de praktijk anders uitkomt. Vooral als
hij denkt aan de wijze, waarop voorschriften inzake de snelheids
beperking worden nageleefd, vindt hij dit niet hoopgevend.
De heer KOERTSHUIS zegt bij wijze van interruptie, dat hij
dacht de politie daarmede een wapen in de hand te geven.