11 MAART 1964,
143
Wethouder MEIJSzegt.dat de politie een wapen in de hand heeft.
Hij vervolgt, dat er op het ogenblik geen alternatief is. Als we de
kermis willen laten doorgaan moeten we wel tot verplaatsing over
gaan.
Tegen het voorstel van de heer Vis om dit jaar eens een proef te
nemen heeft spreker geen bezwaar, te minder waar de raad toch
altijd de gelegenheid heeftom opeen genomen besluit terug te ko
men.
Als het college van de raad bij de begrotingsbehandeling niets hoort
meent spreker te mogen aannemen, dat er geen bezwaar bestaat
om ook de volgende jaren de kermis op bedoeld terrein te houden.
Door deze proef bestaat dan tevens de gelegenheid om na te gaan
of de maatregelen, die het college voornemens is te nemen ter be
perking van de geluidshinder, voldoende effectief zijn.
De VOORZITTER gelooft.dat in de gedachtevan het nemenvan
een proef een goede benadering van deze zaak ligt. De proef kan
zonder veel kosten genomen worden, omdat de kabels er al liggen
en omdat het terrein toch bestraat moet worden om te kunnen dienen
als parkeerterrein. Uit het feit, dat er geen ander voorstel uit de
raad naar voren is gekomen, leidt spreker af dat er geen alterna
tief is, hetgeen levenswijst op de noodzaak om bij wijze van proef
tot verplaatsing over te gaan.
De heer BROEDERS zegt van gedachten te zijn geweest, dat het
niet mogelijk was in deze vergadering met alternatieven te komen.
Daarom had hij er ook bezwaar tegen zo onverhoeds met dit voor
stel te worden geconfronteerd. Hij heeft wel ook voor de zwaarwe
gende belangen, die voor verplaatsing van de kermis pleiten, doch
hij mist een evenwichtige afweging van alle belangen tegen elkaar.
Nu stelt de wethouder akkoord te gaan met het nemen van een proef,
doch hij zwakt dit weer af door te zeggen, dat hij aanneemt dat het
goed is als hij niets hoort.
Wethouder MEIJS vindt dit logisch.
De heer BROEDERS vat dit besluit zo op, dat de raad tijdig de
opgedane ervaringen verneemt en dat hij daarna inde gelegenheid
wordt gesteld de zaak op het juiste tijdstip te bespreken. Ook zou
het dienstig zijn de ervaringen van het ziekenhuis met betrekking
tot de geluidshinder te mogen vernemen.
De VOORZITTER zegt, dat het ziekenhuis alléén uit de ervaring
met zin zal kunnen zeggen hoe groot de hinder is geweest.
De heer BROEDERS meent dat afgesproken dient te worden, dat
het ziekenhuis in kennis gesteld zal worden en dat daarna het zie
kenhuis naar zijn ervaring gevraagd zal worden en dat niet afge
wacht moet worden of het ziekenhuis al dan niet zal reageren.