150
11 MAART 1964.
Hiermede zou de raad niet gebaat zijn. Men moet willen aanvaar
den, dat, als er in het voorstel staat, hetgeen ook blijkt uit de ter
visie gelegde correspondentie, dat het bestuur van Moederheil ont-
der zekere voorwaarden het complex ter beschikking wil stellen,
die bereidheid ook reële inhoud heeft. Spreker zegt zich niet te
kunnen laten verleiden tot het noemen van de preliminaire voor
waarden, die gesteld zijn. Hij gelooft overigens ook niet, dat dit
enig verband houdt met het voorstel wat thans aan de raad wordt
gedaan. Tevens gelooft hij niet dat de raad vandaag een oordeel
moet uitspreken over de vraag of de door Moederheil gestelde voor
waarden aanvaardbaar zijn. Dit komt later pas aan de orde. Het
zelfde wil hij zeggen ten aanzien van de bereidheid van het stich
tingsbestuur. Het zou hem te ver voeren als hij op de details van
de met de beide besturen en ook met deskundigen gevoerde bespre
kingen moest ingaan en hij gelooft ook niet dat de informatie, die
daaruit zou voortvloeien dusdanig zou kunnen zijn dat de raad zou
kunnen zeggen dat het een geheid zekere zaak is.
Voorts gelooft spreker, dat men bereid moet zijn een bepaald ri
sico te nemen, waar het gaat om een groot project, waarvan men
objectief kan stellen, dat het belangrijk is uit een oogpunt van de
volksgezondheid en uit een oogpunt van stadsbelang en infrastruc
tuur op het terrein van de volksgezondheid. In tegenstelling tot de
heer Quadekker, die voorgesteld heeft het bedrag van f 20. 000, -
fonds perdu beschikbaar te stellen, meent spreker, dat eerst uit
de ontwikkeling der plannen zal kunnen blijken, of dit gebaar door
de raad zal moeten worden gemaakt. Als straks bij het onderzoek
zou blijken.dat het project door welke omstandigheid ook niet re
aliseerbaar is, dan kan er geen sprake zijn van het verdisconteren
van 20.000, - als initiële kosten in de stichtingskosten. In deze
situatie zou het betekenen, dat de raad 20.000, - voteert en dat
dit niet leidt tot realisering van het project. Ook in de afdeling
heeft spreker beluisterd, dat men dit een normale zaak vindt. Aan
het adres van de heer Barij deelt hij mede, dat de raaduit het feit,
dat dit voorstel in deze vorm op tafel ligt, rnag concluderen dat
het college evenals de besturen van Moederheil en het revalidatie
centrum van oordeel is, dat in ieder geval potentieel het komen
tot een transactie voor mogelijk moet worden gehouden, anders
zou een dergelijk voorstel niet gedaan zijn.
De heer Barij heeft gevraagd wat het onderzoek inhoudt. Spreker
meent beter te kunnen zeggen wat het niet inhoudt. Het houdt niet
in een uitvoerig en gedetailleerd onderzoek naar de behoefte mo
gelijkheden in Nederland op dit terrein. Daarover zijn uitvoerige
gesprekken gevoerd o. a. met Prof. Mertens en met andere deskun
digen zoals o. a. Dr. Beijerman die allen van oordeel zijn, dat
het onderzoek naar dit facet van de zaakeigenlijk het induwen van
openstaande deuren is, want iedereen is overtuigd van de schrome
lijke behoefte en de nood die in dit opzicht aan voorzieningen be
staat. Iedereen is er tevens van overtuigd, dat op dit terrein in