11 MAART 1964.
167
Wethouder MEIJS zegt, dat in een ander geval een andere tekst
is gegeven, die aansloot op het voorstel. Dit had betrekking op de
bouw van een sporthal. In het voorstel stond de omschrijving "Ook
vroeger is deze gedragslijn gemotiveerd om te bereiken.dat inder
daad een deskundige aannemer het werk krijgt. Spieker gelooft,
dat men bezwaar heeft tegen de door de heer Quadekker voorge
stelde tekst vanwege de discriminatie, die er in kan zitten.
Spreker heeft persoonlijk geen bezwaar tegen de door de heer Qua
dekker voorgestelde tekst. Hij gelooft, dat de heer Quadekker -
die eenmaal gejuicht heeft - toen gejuicht heeft op ondeugdelij
ke gronden, omdat toen de omschrijving van het voorstel veel string
enter was met betrekking tot de vrees, die er bestond.dat bepaal
de aannemers dat werk niet goed zouden kunnen doen. Daarbij
komt nog, dat de nu gekozen omschrijving het best is gebleken
ten aanzien van de eisen die door gedeputeerde staten worden ge
steld.
De heer QUADEKKER zegt, dat als hij juicht hij dat doet wan
neer de nomenclatuur van het besluit van de raad juist is. Er staan
zo dikwijls rare dingen in een voorstel endaar juicht hij nooit over;
hij huilt er overigens evenmin om. Bij punt 39 heeft hij "hoera"
geschreven, omdat er staat:
In verband met de bijzondere eisen die aan de bouw van een trans
formatorstation moeten worden gesteld, stellen wij U voor te be
sluiten zoals gebruikelijk tot onderhandse aanbesteding van de
bouw over te gaan".
Dit vindt spreker netjes.
Nu komt echter het voorstel, dat het niet mogelijk wordt geacht
bij openbare aanbesteding voldoende waarborgen te scheppen en
dat vindt hij niet netjes. Daarom wil hij de tekst gewijzigd heb
ben.
Wethouder MEIJS zegt dat een raadslid van de K. V. P. in het
verleden eens opgemerkt heeft: "Een naaister is een waardevolle
werkkracht met betrekking tot de werkzaamheden, die ze te doen
heeft voor de vrouw des huizes, doch als de man een pak moet la
ten maken gaat hij niet naar de naaister maar naar de coupeur".
Spreker wil hiermee zeggen.dat er voor elk werk specialisten zijn
en dat men dat specialisme feitelijk in het voorstel tot uitingheeft
willen brengen en niets meer. Hij gelooft niet, dat er iemand be
zwaar tegen kan hebben wanneer we onderkennen, dat er met be
trekking tot bepaalde werkzaamheden specialisten zijn.
De heer QUADEKKER zegt er mee akkoord te gaan, als de wet
houder zegt, dat hier een specialistische bouw verlangd wordt maar
niet zoals in het voorstel staat, dat het niet mogelijk is.